Recensie ensemble Tango Polacco.
Slotconcert Internationaal Gitaar Festival
Schouwburg Odeon, Zwolle,
5 november 2004.

Je moet er maar op komen: de vergelijking tussen de Poolse mazurka zoals Frederyk Chopin die salonfähig maakte en de Argentijnse tango zoals die onder leiding van Piazzolla zijn weg naar de concertzaal vond. Robert Horna (gitaar) en Piotr Rangno (accordeon) zagen niet alleen de overeenkomsten in sfeer en intentie, maar zochten ook naar wegen om deze twee met elkaar te laten versmelten.

Een eye-opener is het alvast wel, die allereerste Chopin-mazurka op accordeon en gitaar. Waar de nuances van het pianistisch toucher en pedaalgebruik wegvallen, suggereert de doordreunende monotonie in de baslijn de droefgeestigheid van een draailier. En je beseft opeens hoe deze muziek eeuwen ver teruggaat, als uiting van een spartaanse samenleving waarin leven en dood dichter bij elkaar lagen dan in ons complex en hectisch heden.
En ja, bij de derde mazurka dringt zich in een sierlijk langgerekte klaagzang het Piazzolla-effect overrompelend krachtig naar voren. Prachtige arrangementen trouwens; de oorspronkelijke stemvoering is op zo’n inventieve en toch weldadig logisch aandoende manier verdeeld, dat je bijna van een meerwaarde zou spreken.

De Suite in modo Polonico van Aleksander Tansman biedt gelegenheid om de diepe, ronde toon van Robert Horna nog eens rustig te beluisteren. Zijn voordracht is pretentieloos maar veelzeggend: in alle eenvoud vertelt hij zijn verhaal op de snaren. Dat het Latijnse temperament hem nochtans ook niet wezensvreemd is, demonstreert zijn vertolking (in een eigen arrangement) van Piazzolla’s Verano Porteno.

Piotr Rangno improviseert over thema’s van Chopin in de Mazurka a Paris, waarin het accordeon de rol van een musette speelt en de Mazurka Argentina waarin hij eerst Piazzolla lijkt te persifleren, maar naderhand een zijweg inslaat in steeds oostelijker richting tot je je bij de Zwarte Zee waant. Bijna beklemmend is de sfeer die hij weet op te roepen in zo’n behoedzaam uitgesponnen, zacht grommend legato, dat je automatisch de adem inhoudt.

Na de pauze zijn Horna en Rangno virtuoos op dreef in de felle, meeslepende Libertango. Ook doen ze smeuïg de Histoire du Tango uit de doeken, in een spannende en – ondanks de sobere bezetting – kleurrijke bewerking die instrumentale en semi-theatrale effecten niet uit de weg gaat.
Alleen: het draait in deze concerthelft alleen nog om Piazzolla en, hoe prachtig ook, het was toch de eerste helft waarin de kern van de titel geraakt werd. En hoe.

(de Stentor, 06-11-2004)