Bijdrage als forumgast aan het Stadsgesprek Elburg.
Vanwege de herdenking van ‘500 jaar Reformatie’ was dit kerkelijk initiatief georganiseerd in de vorm van een zgn. Tischrede zoals Luther die organiseerde.
Plaats: de Refter van het Museum Elburg, 22-11-2016
(Zie ook dit voorartikel in de lokale krant)

Beste mensen, ik wil het met u allen hebben over gastvrijheid en over Godsvertrouwen.

Wij wonen in een gastvrije en hulpvaardige gemeente.
Laatst nog had ik het voorrecht om uitgebreid met een paar mensen van VluchtelingenWerk te praten. Ook bij de burgemeester en de verantwoordelijke wethouder zie ik betrokkenheid en gastvrijheid. Denk aan het spontane besluit om dertig statushouders méér te huisvesten dan officieel gevraagd werd. Dat dit laatste om praktische redenen toch niet haalbaar bleek, doet aan die hartelijke intentie niets af.

Op jonge leeftijd al werd ik geraakt door het verhaal van de barmhartige Samaritaan, zoals mijn moeder me dat voorlas uit het ‘Kleutervertelboek voor de Bijbelse Geschiedenis’ door Anne de Vries.
De kern van dat verhaal drong pas later tot me door: namelijk dat het hier om hulpvaardigheid en gastvrijheid zonder aanzien des persoons ging. Normaal gesproken moesten Joden en Samaritanen immers niks van elkaar hebben.

Helaas herken ik die laatstgenoemde houding ook. In de social media zie ik afwerende en zelfs hatelijke berichten over vluchtelingen. Ook van inwoners uit onze gemeente. En soms helaas óók van christenen, die vooral bang zijn dat de islam een te grote plaats gaat innemen.

Aangezien ik ben opgegroeid binnen de christelijke traditie en ik mezelf daar nog steeds mee identificeer, ervaar ik dit als pijnlijk. Maar het verwondert me ook.
Natuurlijk weet ik dat er theologisch grote verschillen zijn tussen islam en christendom. Zo groot zelfs, dat sommige christenen betwijfelen of we het eigenlijk wel over dezelfde God hebben. Ik noem nu even begrippen als de Drie-eenheid en de Opstanding van Jezus, die voor christenen cruciaal zijn, maar waar moslims niets mee hebben.

Desondanks verbaast mij die angst. Bij sommige christenen, juist in onze regio die onderdeel is van de zogeheten bible belt, zie ik namelijk een groot Godsvertrouwen.
Groot genoeg om bijvoorbeeld geen verzekering te willen afsluiten. En de vader van een vriendin van mij, een diep gelovig man, weigerde zelfs alle kinderbijslag. Want, zo redeneerde hij, het ouderschap is een geschenk van God. En daarom mag je erop vertrouwen dat God jou in staat stelt om zelf je kinderen groot te brengen, óók materieel. ‘De Heere zal erin voorzien’.
Om zó te durven leven, de consequenties van je overtuiging aanvaardend, daar heb ik respect voor.

Des te opmerkelijker vind ik dat, jegens vluchtelingen, de angst voor het onbekende soms toch dat Godsvertrouwen overstijgt. Ondanks het feit dat Jezus Christus ons het voorbeeld van die barmhartige Samaritaan heeft aangereikt.
Nu ben ik minder naïef dan u denkt. Natuurlijk snap ik een deel van die angst wel.
Maar ik verplaats me ook in opgejaagde, afgepeigerde mensen − kinderen vaak nog − die hun familie, vrienden, huis en haard hebben achtergelaten. Die soms onderweg hun dierbaren voor hun ogen zagen verdrinken.

Als wij, in mededogen én zonder aanzien des persoons, onze handen naar díe mensen uitstrekken − zou daar dan geen zegen op rusten?