In 2015 schreef Deutsche Grammophon geschiedenis met de allereerste studio-opname ooit in de Sixtijnse Kapel. ‘Cantate Domino’ noemde men dit album, tevens begin van een reeks waarin Vaticaan en het bijna 120-jarige Duitse label tezamen het erfgoed van het pauselijke koor willen vastleggen.
In oktober 2016 werd het tweede deel, ‘Palestrina’ geheten, officieel gepresenteerd – en wel onder de legendarische plafondschilderingen van Michelangelo.
(Luister 721, november 2016)
Een zonovergoten Sint Pietersplein, onder een hemel die je op een paar wolkjes na ‘azuurblauw’ mag noemen. We schrijven 7 oktober en zijn hier voor een launch event rondom één van ’s werelds oudste koren: de Cappella Musicale Pontificia, al sinds de zesde eeuw in functie als koor van de pauselijke hofkapel.
Vandaag verschijnt het tweede album van een bijzondere serie waarvoor Deutsche Grammophon een exclusieve overeenkomst met het Vaticaan sloot. De technici mochten de Sixtijnse Kapel in 2015 tijdelijk ‘ombouwen’ tot opnamestudio. Paus Franciscus had persoonlijk toestemming verleend, op voorwaarde dat de opbrengst van ‘Cantate Domino’ naar een goed doel zou gaan. Hetzelfde geldt voor deze tweede cd, simpelweg ‘Palestrina’ getiteld.
Dresscode
In de majestueuze hal van het Vaticaans perskantoor heerst gepaste voorpret. Een rondblik leert dat de dames zich doorgaans aan hun dresscode (‘dark & elegant’) hebben gehouden, de heren (‘dark suit & tie’) iets minder.
Ik raak aan de praat met twee koorzangers, Cezary Stoch en Mark Spyropoulos. Van huis operazanger zingt Stoch al twintig jaar in de Cappella Musicale Pontificia.
“Ik ben de enige Poolse tenor en de laatste tenor die nog onder Domenico Bartolucci binnenkwam,” meldt hij trots. “In 1996 vroeg een vriend me: ‘Zou je zin hebben om in een beroepskoor te zingen?’ Ik zei ja, hoewel ik geen idee had om welk koor het ging.”
Stoch auditeerde bij Bartolucci met de dirigent zelf achter de piano. Lachend: “Ik zong een opera-aria van Tsjaikowski en was eigenlijk bang dat Mr Bartolucci daar niet veel mee op had. Maar hij speelde het klavieruittreksel alsof het zijn dagelijks werk was.”
Collega Mark Spyropoulos blijkt eveneens een bijzonderheid binnen het koor: “Ik ben de eerste Britse zanger sinds de Reformatie.” En ook hij komt uit de operawereld: “Voor Nederlandse lezers is het misschien leuk om te weten dat ik nog bij de Reisopera heb gezongen.”
Reine stemming
Hoe ervaren ze de omschakeling van opera naar zestiende eeuwse polyfonie?
“Het is dezelfde techniek,” reageren ze meteen. Stoch: “Er bestaat geen aparte techniek voor Verdi of Palestrina. Maar je moet je techniek wel perfect beheersen, dan kun je alles doen. Ik heb er ook Berio en John Cage mee gezongen.”
Hij prijst Palombella als ‘a very great manager‘. “Het koor zong eerst hard, bijna schreeuwerig, vanwege die grote afstanden in de Sint Pietersbasiliek. Mr Palombella is overgeschakeld op een pure, eigentijdse klank. In de Sixtijnse Kapel kun je verfijnd en elegant zingen. Heel clean, maar toch met een Italiaanse ziel.”
Bovendien zingen ze nu in de zestiende eeuwse stemming, voegt Spyropoulos eraan toe “Palestrina repeteren bij een gelijkzwevend gestemde piano is eigenlijk onzin. Hij componeerde vanuit de reine stemming, met bijvoorbeeld een iets grotere kwint. Dat geeft de muziek een speciale, warme glans.”
Het intoneren van die intervallen vergt wel oefening en discipline: “We gebruiken een keyboard in de reine stemming. De toonafstanden moeten in het geheugen van je spieren gaan zitten.”
Voor het zingen in de grote Sint Pietersbasiliek beschikt het koor inmiddels over een ingenieuze oplossing: “Deutsche Grammophon heeft de akoestiek van de Sixtijnse Kapel voor ons ‘opgeslagen’ via een slimme techniek. Als we nu in de basiliek zingen, gebruiken we een microfoon. We hoeven geen extra volume te maken en we klinken net als in de kapel.”
Interview
Dan is het tijd voor een interview met Massimo Palombella zelf: zwart pak, witte priesterboord, joviale uitstraling. ‘Do you speak Italian?’ wordt mij meteen gevraagd. Nou nee, niet meer dan ik tijdens mijn zangstudie heb opgevangen. Maar de maestro blijkt zich ook in het Engels prima te kunnen redden.
– Mr Palombella, wat is het essentiële verschil tussen zingen tijdens een liturgie en een concert?
“Er is geen verschil. Deze muziek is geboren om te worden gezongen tijdens de liturgie. Onze concerten zijn geen gelegenheid waar je zomaar een beetje naar muziek komt luisteren. Wij transformeren ieder concert tot een soort viering, een meditatie.”
– Geldt dat ook tijdens studio-opnamen?
“Ja, dat blijft voor ons hetzelfde.”
– U hebt een totaal andere, meer subtiele stijl ingevoerd.
“Toen ik hier in 2010 kwam, bestond de gewoonte om hard te zingen, gebaseerd op de enorme ruimte van de Sint Pietersbasiliek. Men wilde een ‘basilicale’ klank, met veel volume. Dat leek mij een ernstige vergissing. Ik ben teruggegaan naar de Sixtijnse Kapel, waarvoor Palestrina destijds componeerde. En op die plek heb ik de identiteit van zijn muziek teruggevonden. Zodra je daar een keel opzet alsof je Verdi of Puccini zingt, blijft er niets van die polyfonie over. Palestrina moet dus een andere vocaliteit hebben bedoeld. Nu zoeken we de intimiteit en helderheid, vaak meer als in een madrigaal.”
– In uw liner notes noemt u zichzelf ‘unfaithfully faithful’ aan de traditie.
“We ontkomen helaas nooit aan een zekere ontrouw, want we kunnen hooguit veronderstéllen hoe ze destijds hebben gezongen. We hebben geen opnamen, geen directe bronnen. Voor de interpretatie kunnen we alleen trouwhartig kiezen uit verschillende hypothesen.”
Eclectisch
– Heeft de kerkmuziek een toekomst? Weliswaar zijn er nog steeds componisten die fantastische religieuze werken schrijven, maar die lijken soms meer bedoeld voor de concertzaal dan voor de kerk.
“Er is toekomst voor de kerkmuziek, mits je als componist beseft dat je schrijft voor de liturgie in plaats van een concert. Je hebt te maken met een kerkkoor en een gemeente: dat is de realiteit waarbinnen je werkt. Bij het componeren van kerkmuziek dien ik me bewust te zijn van de liturgische vormen en technische mogelijkheden. Mijn muziek moet aansluiten bij de kerk in kwestie. En, heel belangrijk: het moet ‘luisterbare muziek’ zijn, musica ascutabile! En de componist moet nu, ná de hele muziekgeschiedenis − Mahler, Wagner, de seriële muziek − eclectisch kunnen denken. Hij moet datgene distilleren waarnaar mensen echt kunnen luisteren: goede, eigentijdse muziek.”
Zoals de Vaticaanse traditie verlangt, componeert Palombella zelf ook en dan voornamelijk antifonen en bewerkingen voor de Cappella, vertelt Mark Spyropoulos naderhand. “Het hart van ons repertoire is de muziek die voor dit koor werd gecomponeerd, vooral uit de renaissance en de Gouden Eeuw.” Hij noemt de Sixtijnse Kapel ‘de heiligste plek in het Vaticaan’, daarbij refererend aan het ontstaan van de muziek en de fresco’s. “Toen Palestrina zijn missen componeerde, was Michelangelo’s verf praktisch nog nat. Het is geen toeval dat die twee genieën in dezelfde tijd en dezelfde ruimte samenkwamen.”
Voertaal
Tijdens de officiële persconferentie blijkt Italiaans de voertaal. Ook de Duitse aartsbisschop Gänswein, hoofd van de Pauselijke Huishouding, bedient zich uitsluitend van het Italiaans. Zijn uitspraak en zinsmelodiek zijn opmerkelijk fraai, maar ik versta er slechts korte flarden van.
Gelukkig doet de algemeen directeur van Deutsche Grammophon, Clemens Trautmann, zijn verhaal in het Engels. Hij is vandaag ontroerd, zo vertrouwt hij ons toe, mede door een dierbare jeugdherinnering aan het Vaticaan: “Ik had het geluk, als 14-jarige, om tijdens een mis op het Sint Pietersplein misdienaar te zijn.”
Dit Palestrina-album bevat een boodschap, beklemtoont hij: “Een spirituele boodschap en een boodschap van mededogen,” terloopse verwijzend naar het ‘Jaar van de Barmhartigheid’ waarvan dit project expliciet onderdeel is.
Trautmann vertelt hoe dirigent Palombella in de Vaticaanse archieven dook en daar zestiende-eeuwse bladmuziek opdiepte, met composities van Palestrina: de eerste druk, de editio princeps, uit 1567 van Missa Papae Marcelli en drie vergeten motetten. Hij bestudeerde de authentieke notatie en schreef die uit in een leesbare partituur. Dankzij Palombella’s onderzoek kan Deutsche Grammophon nu vier wereldpremières presenteren. En daarbij blijft het niet, belooft Trautmann: “Het Vaticaan heeft nog een schat aan mooie muziek voor ons in petto…!”
Gala-uniform
De bekroning van deze dag is het concert in de Sixtijnse Kapel. Om half zes verzamelen we ons bij ‘il Portone di Bronzo’, de Bronzen Deur, tevens een checkpoint van de Zwitserse Garde in hun blauw-geel gestreepte gala-uniformen. Daar valt mijn oog op de inscriptie: ‘Venite ascendamus in montem Domini…’ ‘Komt, laat ons de berg des Heren beklimmen…’
De psalmtekst raakt me. Al dringt de letterlijke betekenis pas door wanneer we de schier eindeloze marmeren staatsietrap bestijgen, met dat geraffineerde uitzicht op een lichtend venster in de verte. Naast mij zwoegt een ouder echtpaar. Meneer wacht telkens hoffelijk als mevrouw even moet bijkomen.
“Ik ben blij dat ik hier niet werk,” merk ik op en beiden schieten opgelucht in de lach. Intussen kuiert de geestelijkheid ontspannen koutend langs ons heen: zij werken hier en zijn getraind.
Eenmaal in de Sixtijnse Kapel wordt er, tegen alle instructies in, druk gefotografeerd met zowel peperdure spiegelreflexcamera’s als eenvoudige mobieltjes. Maar het opgewonden geroezemoes kan noch de pracht en praal, noch de spiritualiteit van deze plek overstemmen. Ook al ken je de legendarische status van de fresco’s, je raakt overweldigd door de kleurenrijkdom van Botticelli en gefascineerd door de tijdloze menselijkheid die Michelangelo zijn Bijbelse figuren meegaf.
Bliksemschicht
Die sensatie verdiept zich zodra de Cappella eerst een Gregoriaanse zang en vervolgens Palestrina’s Missa Papae Marcelli inzet. Wie het koor tien jaar geleden voor het laatst hoorde, zal de metamorfose meteen opmerken: van een volumineuze galm naar een rank, transparant klankbeeld.
Op deze middag zingt men minstens zo aangrijpend als op de cd, mede dankzij de ‘levende’ schakeringen van het moment. Homogeen is het woord niet, juist niet; in de doorzichtige structuur lichten zo nu en dan afzonderlijke stemmen op, glanzend als zilver. Het zijn deze seconden die in een flits iets als absolute schoonheid laten zien, zoals een bliksemschicht even de donkere hemel schijnt open te breken. En bij de toegift ‘Super flumina Babilonis’ denk ik onwillekeurig terug aan de woorden van Mark Spyropoulos, eerder die middag: ‘Als je Palestrina’s muziek kon schilderen, zou het eruitzien als Michelangelo. En konden we de fresco’s van Michelangelo op muziek zetten, ze zouden klinken als Palestrina.”
‘Palestrina: Missa Papae Marcelli | Motets’.
Sistine Chapel Choir o.l.v. Massimo Palombella.
Deutsche Grammophon DG 0028947961314