Masaaki Suzuki heeft zijn omvangrijke discografie uitgebreid met twee bijzondere opnamen: de Mis in c KV 427 van Mozart en het Musikalisches Opfer BWV 1079 van J.S. Bach. Op 29 mei komt het Bach Collegium Japan naar het Concertgebouw. Een gesprek met dirigent, klavecinist, organist en eredoctor in de theologie.
(Foto: Masaaki Suzuki, © Ronald Knapp)
“Masaaki Suzuki leidt Mozarts roerende Mis in c!” kopt de website van het Concertgebouw. Ja zeker: op 29 mei 2018 komt het Bach Collegium Japan naar Amsterdam met de ‘Grosse Messe’ KV 427 van Mozart. De opname hiervan bij het Zweedse label BIS werd in september gelauwerd met de Gramophone Award in de categorie Koormuziek. Aardig detail voor chauvinistische Nederlanders: ‘onze’ sopraan Olivia Vermeulen maakt hierop haar debuut bij BIS.
De term ‘roerend’ doet voor sommigen misschien wat larmoyant aan, maar valt wel te plaatsen. Mozarts Mis in c heeft een emotionaliteit die vergelijkbaar is met die van zijn Requiem, dat Suzuki c.s. in 2014 eveneens op bij BIS op CD vastlegden. “Voor mij behoort deze Mis in c tot de mooiste kerkmuziek die Mozart heeft geschreven,” zegt de maestro zelf.
Qua opzet en sfeer wijkt het werk af van eerdere missen die Mozart schreef. Maar er is nog iets anders mee aan de hand: net als het Requiem bleef deze mis bleef onvoltooid. Het Kyrie en Gloria zijn weliswaar compleet, maar het Credo, Sanctus en Benedictus niet en het Agnus Dei ontbreekt zelfs volledig. Toch wijzen de schetsen op grootse plannen. Waarom hield Mozart ermee op? Het antwoord is tot op de dag van vandaag in nevelen gehuld.
Universeel
Wat we weten, dat is Mozart eraan werkte tussen 4 augustus 1782 (toen hij met Constanze Weber trouwde) en 4 januari 1783, toen hij een brief schreef aan vader Leopold. Daarin vertelt hij namelijk dat hij tot ongeveer halverwege is gevorderd met een nieuwe mis. Maar wat was de reden om hieraan te beginnen? Dat is de vraag die Masaaki Suzuki bezighoudt.
“Ik ben nu eenmaal geïnteresseerd in de geschiedenis van mismuziek die belangrijke componisten in de loop de eeuwen hebben geschreven. Zo hebben we als Bach Collegium Japan de Monteverdi-Mis opgenomen, een paar Haydn- en Mozartmissen, de Hohe Messe van Bach en de Missa Solemnis van Beethoven. Wat mij boeit is die motivatie om zulke algemeen bekende, traditionele teksten te kiezen. Wat bewoog de componist daartoe, als het geen opdracht was? Er is genoeg mismuziek gecomponeerd. Veel daarvan diende een puur praktisch doel en is eigenlijk niet zo interessant voor een concertante uitvoering. Maar aan sommige missen kleeft iets van een enigma. We weten niet altijd zeker of ze ook echt tijdens een mis zijn uitgevoerd. Ik ben altijd benieuwd naar de persoonlijke drijfveer van de componist, om zo’n overbekende en universele tekst te kiezen en daar muziek bij te maken. Voor mij betekent het dat mensen als Mozart en Beethoven, en zelfs Bach, zich waarschijnlijk toch wilden verenigen met een universele gedachte. Dat fascineert me.” Suzuki huldigt overigens de opvatting dat Mozart zijn Mis in c voor Constanze schreef: “Ik ben ervan overtuigd dat een aantal delen in die tijd ook is uitgevoerd.”
Inmiddels bestaat er zo’n tiental uiteenlopende partituren, want meerdere musicologen stortten zich op een ‘voltooiing’, vanuit hun eigen ideeën over Mozarts bedoelingen. Zoals Georg Aloys Schmitt (1902), Howard C. Robbins Landon (1956) en Franz Beyer (1992). Suzuki bestudeerde verscheidene versies en koos voor Beyer.
“Die van Robins Landon en Beyer verschillen niet zoveel van elkaar. Er zijn ook totaal andere benaderingen, zoals van die pianist uit Boston, Robert Levin, uit 1991. Maar persoonlijk acht ik de Beyer-versie toch de meest logische en het meest geschikt voor een concert. Alleen heeft hij er nog een Agnus Dei aan toegevoegd, dat muzikaal een exacte herhaling is van het Kyrie. Dat hebben wij weggelaten. We hebben besloten om alleen die misdelen uit te voeren waarvoor Mozart althans een gedeelte van de muziek schreef.”
Aangenaam Klassiek
Op 28 september voegde Masaaki Suzuki c.s. weer een nieuw album toe aan zijn imposante discografie, dat bovendien onderdeel is van de actie van Aangenaam Klassiek. Het Musikalisches Opfer BWV 1079 van J.S. Bach, is wederom een titel met een opmerkelijke ontstaansgeschiedenis. Al is deze – in tegenstelling tot die van Mozarts Mis in c – wel opmerkelijk goed gedocumenteerd.
Het begon met een muziekavondje op 7 mei 1747, aan het hof van Friedrich II van Pruisen in Potsdam. Bach werd uitgenodigd om te improviseren en kreeg van de vorst zelve – tevens een verdienstelijk fluitist – een hondsmoeilijk thema voorgelegd.
Maar al was Friedrich II verbluft over de wijze waarop zijn gast met het thema aan de slag ging, Bach zelf achtte zijn improvisatie minder geslaagd. Hij deed de spontane toezegging om over dit ‘buitengewoon fraaie thema’ op papier tot een echte fuga uit te werken. Twee maanden later, op 7 juli, voltooide hij zijn Musikalisches Opfer en op 7 september verscheen het in koperdruk op Bach’s eigen kosten.
“Een werk van grote betekenis en ook het meest theoretische werk van Bach,” zegt Masaaki Suzuki over deze verzameling van solo- en ensemblestukken. Bach werkte het Thema Regium (‘thema van de koning’) volgens diverse technieken uit, van het allerstrengste contrapunt tot en met een vrije, meer improvisatorische stijl, maar ook de gemaniëreerde stijl van de triosonate.
De zesstemmige Ricercar speelt Masaaki Suzuki alleen. “Er zijn musici die deze Ricercar met meerdere instrumenten uitvoeren. Maar ik heb besloten om dit stuk solistisch op één klavecimbel te spelen. Het is weliswaar ingewikkeld om die zes stemmen te volgen, maar je kunt alle noten pakken. Dus volgens mij is klavecimbel solo niet alleen goed mogelijk, maar eigenlijk ook het meest geëigend. Het doet meer recht aan het karakter van dit stuk.”
Verlichting
Juist vanwege de complexiteit zal Friedrich weinig enthousiast zijn geweest over Bachs Opfer. De ‘ouderwetse’ polyfonie stond haaks op zijn eigen levenshouding. Hij was progressief denker, een aanhanger van de Verlichting en het rationalisme, inclusief een scepsis ten aanzien van religie. Hij hield dan ook van overzichtelijke muziek in de galante stijl: prettige melodieën boven een eenvoudige begeleiding, in plaats van ingewikkelde meerstemmige toestanden: “Zulke muziek ruikt naar de kerk!” zou hij ooit hebben gemeesmuild.
Masaaki Suzuki: “We weten niet of Friedrich II zelf ook iets met het materiaal voor het Musikalisches Opfer gedaan heeft. Hij heeft Bach een heel sterk thema gegeven, zodat Bach kon tonen hoe capabel hij was. Bach werkte alles volgens oude technieken uit, met name ook wat de versieringen betreft. Nu wist Friedrich zelf tamelijk veel van muziek af, hij componeerde ook wel, maar zijn eigen stukken zijn heel simpel en hebben volstrekt niets te maken met contrapunt.”
Nog een bijzonderheid is dat het Musikalische Opfer boordevol spirituele symboliek zit. Vooral de tien canons waren een onmiskenbaar statement van de gelovige Bach aan het adres van de vrijdenkende vorst. Ten eerste omdat de canon als vorm nog ouder is dan de fuga. Ten tweede: het woord ‘canon’ betekent ‘wet’, en inderdaad moet juist de canon als muziekvorm aan de strengste wetten voldoen. De stemmen zijn qua melodiek immers niet alleen gelijkwaardig, maar zelfs gelijk; alle volgstemmen dienen de beginmelodie noot voor noot over te nemen. Het vergt nogal wat puzzelwerk en inspiratie om daar een welluidend geheel van te maken. Bach brengt de canon ook regelmatig in verband met het getal 10 − een verwijzing naar de Tien Geboden, de hoogste Wet voor een christen.
Canon
Nu maakt Masaaki Suzuki er geen geheim van dat ook hij christen is. In 2015 ontving hij bovendien een eredoctoraat van de Theologische Universiteit Kampen, voor zijn diepgravende interpretatie bij de integrale opnamen van alle Bach-cantates. Het antwoord op de vraag waarin zijn benadering van het Musikalisches Opfer zich onderscheidt van andere opnamen, lijkt daarmee in lijn:
“Onze benadering is vrij gebruikelijk, daar valt niet zoveel bijzonders over te zeggen. Als ik één ding moet noemen, dan wil ik graag dit opmerken: we hebben geprobeerd om ons enthousiasme te laten doorklinken in het spelen van de canons. Mensen beschouwen de canon nogal eens als een voornamelijk theoretische vorm. Maar zeker bij Bach blijken ze niet alleen betekenisvol qua symboliek, maar ook muzikaal heel fijn om te spelen. En we hebben er behoorlijk wat moeite in gestoken om juist dat aspect zo goed mogelijk naar voren te halen.”
W.A. Mozart: Great Mass in C Minor KV 427| Exsultate, Jubilate KV 165
Solisten: Carolyn Sampson, Olivia Vermeulen, Makoto Sakurada en Christian Immler.
Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki.
BIS-2171 SACD (november 2016)
J.S. Bach: Musikalisches Opfer BWV 1079 | XIV Canons on the Goldberg Ground BWV 1087 | Sonata in G Major BWV 1038
Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki (clavecimbel)
BIS 2151 SACD (september 2017)
(Dit artikel verscheen eerder in Luister, 3 november 2017)