Beeld: Arvo Pärt in 2014, foto Birgit Püve
We leven momenteel in een Pärtjaar. Op 11 september 2025 werd de Estse componist namelijk negentig. En al is het grootste deel van de festiviteiten inmiddels voorbij, in Nederland staat er nog een aantal concerten op de agenda.
Arvo Pärt (Paide, 1935) geeft niet graag interviews. Ook niet in dit kroonjaar. Althans, ik heb nergens een recent interview kunnen ontdekken. ‘Wie mij wil begrijpen, moet maar naar mijn muziek luisteren en wie mijn ‘filosofie’ wil leren kennen, kan een van de kerkvaders lezen,’ zei hij een kwarteeuw geleden al in Spike Magazine. En wat zijn privéleven betrof: ‘Er zijn dingen die ik liever geheimhoud.’
Troost
Inderdaad heb ik veel naar Pärts muziek geluisterd, zij het zonder de intentie hem te begrijpen. Mijn fascinatie begon op die gedenkwaardige avond, zo’n 35 jaar geleden, toen ik voor het eerst zijn Tabula Rasa hoorde. Woorden schieten tekort, maar tijdens het deel ‘Silentium’ waande ik me opeens weer aan het sterfbed van mijn lieve opa Hidde, jaren tevoren. Half bij bewustzijn en wetend dat het een kwestie van uren was, miste opa de kracht om nog te praten. Maar in de ziekenhuiskamer hing een veelzeggende stilte: vibrerend, onaards bijna, en op een vreemde manier troostrijk − alsof zijn ziel het lijdend lichaam al ontsteeg. Dezelfde stilte hoorde ik in de concertzaal tijdens ‘Silentium’.
Met die associatie sta ik niet alleen. In 2002 schreef muziekjournalist Alex Ross in de New Yorker over het effect van dit stuk op terminale aids- en kankerpatiënten. In een Schotse studie uit 2017 wordt Tabula Rasa prozaïsch ‘a deathbed favourite’ genoemd. Aangrijpend is het verhaal van een Amerikaanse verpleegkundige die, op het dieptepunt van de aidsepidemie, Tabula Rasa liet horen in een zaal met stervende mannen. Steeds weer vroegen ze om ‘die engelenmuziek’ zoals ze het ‘Silentium’ noemden.
Spiritualiteit
Wie Arvo Pärt zegt, zegt spiritualiteit. Maar de meditatieve verstilling in werken als Fratres (1977), Spiegel im Spiegel (1978) en De Profundis (1981) heeft hij pas een lange zoektocht bereikt. Als aanstormend talent bedient hij zich van een avantgardistisch idioom en deinst niet terug voor schrille dissonanten. Zijn Nekrolog (1960) is de eerste twaalftoonsmuziek van Estse bodem. Dat levert hem een uitbrander op van de Estse Bond van Sovjetcomponisten, want Estland hoort dan nog bij de USSR.
In 1968 maakt Pärts ontwakende religiositeit hem definitief tot een dwarsligger. De première van zijn Credo veroorzaakt hevig consternatie − vanwege de provocerende, schetterende clusterakkoorden tegenover de sierlijke eenvoud van Bachs Preludium in C, maar vooral vanwege de Latijnse tekst ‘Ik geloof in Jezus Christus’. Later licht Pärt toe: ‘Ik wilde de twee werelden van liefde en haat samenvoegen. Ik wist wat voor muziek ik voor haat zou schrijven, en dat heb ik gedaan. Maar voor liefde lukte het me niet.’ Omdat Pärt weigert afstand te nemen van Credo, krijgt hij geen opdrachten meer en wordt zijn werk van de concertprogramma’s geschrapt.
Crisis
Na deze ophef raakt Pärt in een geestelijke en artistieke crisis. Weldra laat hij zich dopen in de Russisch-Orthodoxe Kerk. Als componist is hij vastgelopen in het modernisme. Hij zoekt zijn inspiratie bij het gregoriaans en bij de laatmiddeleeuwse polyfonie uit de Lage Landen: de ranke zanglijnen, de weidsheid, de transparantie. Na bijna tien jaar stilte treedt hij weer in de openbaarheid met zijn eigen ‘tintinnabuli-techniek’. Tintinnabuli is Latijn voor ‘klokjes’. Deze poëtische term slaat weliswaar op de componeertechniek, maar toch hoor ik bij Tabula Rasa hun ijle getinkel ook graag terug in de ‘prepared piano’.
Ook teksten worden belangrijk. De Britse dirigent Paul Hillier − medeoprichter van Hilliard Ensemble en specialist in oude muziek − voelt zich onweerstaanbaar aangetrokken tot Pärts koorwerken. Hun ontmoeting in 1983 leidt tot een langdurige samenwerking. Het is ook het Hilliard Ensemble dat Pärts dan nog vrij onbekende muziek helpt verspreiden in het Westen. Onlangs nog vertelde Hillier op het platform Bachtrack.com dat de geschikte zangtechniek voor Pärts muziek sterk overeenkomt met die voor oude muziek qua timbre, frasering, retoriek en het non-vibrato. In 1986 dirigeert hij de Passio, Pärts Johannespassie. Pärt is ontroerd door de interpretatie van het Hilliard Ensemble: ‘De zuiverheid was voorbeeldig; dit stuk vergt een volmaakte intonatie … Pas nu besefte ik dat ik de juiste keuze had gemaakt met mijn compositietechniek en wist ik dat dit type muziek werkelijk levensvatbaar was.’
Politiek
Maar alle devotie en diepgang ten spijt is de mens Arvo Pärt niet volkomen vergeestelijkt of wereldvreemd. Integendeel, hij volgt de actualiteit nauwlettend. Na de moord op de Russische journaliste Anna Politkovskaja in 2006 wijdt hij het hele seizoen zijn muziekuitvoeringen aan haar nagedachtenis. In 2008 draagt hij zijn Vierde Symfonie op aan alle politieke gevangenen. Op 7 maart 2022 schrijft hij over de Russische inval: ‘Lieve vrienden in Oekraïne, (…) ons resten een brok in de keel, tranen en gebeden. (…) Vergeef ons dat we jullie niet konden behoeden voor een catastrofe die onvoorstelbaar is in deze tijd.’
De religieuze muziek van Arvo Pärt overstijgt kerkmuren. Bewust kiest hij de wereldlijke setting van de concertzaal voor zijn missie: het overbrengen van spiritualiteit en zingeving, die naar zijn overtuiging niet voorbehouden mogen zijn aan kerkgangers. Daarom kiest en verklankt hij zijn teksten met de grootst mogelijke precisie. De Estse musicoloog Kristina Kõrver vatte het in 2022 kernachtig samen: ‘Zijn muziek bevat bijna allemaal gebeden, en het gaat altijd over vrede of vergeving.’
Concerttips:
- 10 oktober, Utrecht: ‘De wereld van Arvo Pärt’ Nationale Koren e.a.
- 22 november, Den Haag: Kamerkoor Kwintessens e.a.
- 7 maart 2026, Amsterdam: Pärt 90. Ests Filharmonisch Kamerkoor o.l.v. Tõnu Kaljuste.
Waardeer je dit artikel?
Dan mag je dat ook laten blijken met een financiële bijdrage. Zo help je mij om als freelancer te blijven werken!
