Tien jaar geleden stopte Reinhard Goebel met zijn ensemble Musica Antiqua Köln. Sindsdien heeft de barokspecialist en topdirigent allesbehalve stilgezeten. Al vanaf de jaren negentig maakt hij furore met zijn sprankelende interpretaties van de klassieken.
Dit voorjaar toerde hij door Zuid-Nederland met ‘Meer licht op Beethoven’.

(deKlank, maart 2017)

“Ik verheug me ontzettend op een interview in het Nederlands… over de Vlaming Beethoven!!” mailt Reinhard Goebel terug op mijn vormelijke verzoek, waarin ik hem braaf met ‘Sehr geehrter Herr Professor’ aansprak. Eenmaal aan de telefoon blijkt de maestro evenmin karig met uitroeptekens; je hóórt ze gewoon achter elke zin. Goebel spreekt inderdaad vloeiend Nederlands, is opvallend rad van tong en put bovendien uit een weelderige woordenschat.

Waar hebt u zulk voortreffelijk Nederlands geleerd?

“Nou, Musica Antiqua is indertijd begonnen als een Duits-Nederlands project. En ik houd van de Nederlandse taal. Het klinkt zo gezellig en toch kun je er dingen heel nuchter en kernachtig mee formuleren. Dat gaat in het Duits een stuk moeilijker.”

Beethoven schreef zijn Vioolconcert voor violist en componist Franz Clement, die een jaar tevoren zelf ook een Vioolconcert in D had geschreven. Het woord ‘plagiaat’ is weleens gevallen.

“Ach, plagiaat… Weet u, Beethoven had eigenlijk niet zo héél veel verstand van viool. Hij speelde wel wat altviool, maar hij was toch vooral pianist. Dus toen Franz Clement in 1806 Beethovens vioolconcert kwam repeteren, ontdekte die in het manuscript allerlei figuren die niet logisch waren, niet violistisch gedacht. Toen heeft Clement Beethoven aanwijzingen gegeven: ‘Dit kan je beter zus doen, dat kan beter zo’.
Even terzijde: denk je eens in, al die mensen die steeds maar proberen om de originele noten te achterhalen: ‘Want daar staat wat de componist heeft bedoeld’… Vaak is dat dus onzin! Wat Beethoven uiteindelijk zelf wílde laten horen, was immers de laatste versie zoals die op de première klonk.
En ja, Clement heeft wel behoorlijk ingegrepen in die partituur, al kun je niet stellen dat Beethoven plagiaat heeft gepleegd. Maar natuurlijk heeft hij wel gretig de suggesties van Clement overgenomen. Want Clement was niet alleen een geweldig violist, maar had ook als componist een jaar eerder met zijn eigen Vioolconcert groot succes geboekt. En als íemand in Wenen graag succes wilde hebben, was het Beethoven wel!”

Hoe horen we die inbreng van Clement terug?

“Beethovens Vioolconcert is zó lieflijk van toon, zo totaal anders dan bijvoorbeeld zijn sonates. Vooral in de Finale zit een heleboel Clement. Het concert heeft niet dat martiale van veel andere Beethoven-werken, het is duidelijk geschreven voor de hand van Clement.
Maar veel vioolconcerten zijn op een dergelijke manier ontstaan, hoor. Zo ging het ook tussen Antonín Dvořák en de violist Joseph Joachim, en tussen Felix Mendelssohn en Ferdinand David. De meeste componisten van de negentiende eeuw waren immers pianist, dus zo’n violist kwam dan vanzelf met eigen ideeën.”

Beethoven wordt algemeen gezien als de heraut van de Romantiek.

“Ja, maar dat heeft hij niet in z’n eentje uitgevonden. Ik bedoel niet dat hij anderen bewust ging imiteren, maar in Wenen hing rond 1800 wel een bepaalde atmosfeer in de lucht. Er waren meer componisten die zo schreven. Alleen: veel van die mensen kennen wij nu niet meer.
Ik noem even Anton Eberl, destijds een beroemd componist. Stel je voor: Beethovens Eroïca, Clements Vioolconcert in D en de Vierde Symfonie van Eberl gingen op dezelfde dag binnen één en hetzelfde concert in première, op 7 april 1805. Dat was voor Beethoven een mijlpaal, om zijn naam tussen die twee andere grote namen op het affiche te zien! Maar de recensies uit die tijd zijn die wel in de trant van: ‘Nou, die symfonie van Eberl kreeg wel héél wat meer applaus dan dat stomme ding van Beethoven. Wat een raar stuk, het begint niet eens als een echte symfonie, maar met een pizzicato…’ Maar ja, Anton Eberl is in 1807 al gestorven en Franz Clement raakte vanaf 1815 in Praag aan de drank. En Schubert greep toch meer terug op Mozart. Bovendien is Schubert maar één jaar later gestorven dan Beethoven, hij kreeg als het ware de tijd niet om tegen Beethoven op te schrijven.
Dus Beethoven bleef zo’n beetje als enige over. Vervolgens zie je dat recensenten in 1821 de Eroïca ‘een grandioze symfonie’ noemen. En zo in 1850, 1860 wordt de Eroïca een van de meeste gespeelde stukken in Berlijn. Ook onder invloed van de politiek.”

De politiek? Moet ik denken aan het nationalisme?

“Maar natuurlijk! Vanaf 1820 zijn Haydn en Mozart vrijwel van het Berlijnse repertoire verdwenen, en componisten als Meyerbeer en Spontini werden ook allemaal vergeten. Het ging om de Duitse kunst en Beethoven was immers een Duits componist. Dus in Berlijn werd het jarenlang Beethoven-Beethoven-Beethoven wat er gespeeld werd; dat is zo doorgegaan tot aan Furtwängler toe. Nou ja, na verloop van tijd kwamen daar het Vioolconcert van Schumann en dat van Brahms bij, dus is de aandacht wel wat verlegd.
Ik denk eigenlijk dat het Brahmsconcert tegenwoordig die status van ‘het’ vioolconcert heeft dat aanvankelijk het Beethovenconcert had. Deels komt dat ook doordat de vioolpartij bij Beethoven eigenlijk iets te eenvoudig is. Dan heb ik het niet zozeer over virtuositeit als wel over de complexiteit. Er was instrumentaal-technisch meer mogelijk geweest.”

U spreekt nogal nuchter over ‘de titaan’ Beethoven.

‘Ach, Beethoven is zo ontzettend geïdealiseerd! Ik zag laatst een kinderboek uit de nazitijd over Beethoven… Maar hij was ook materialistisch, eerzuchtig en dominant. Beethoven is de eerste kunstenaar van wie we weten dat hij echt ruzie maakte met opdrachtgevers. Ein turbulentes Subjekt. Kent u de uitstekende Beethoven-biografie van die Belg, Jan Caeyers? Als je het hoofdstuk leest over de première van de Negende Symfonie, moet je gewoon lachen: mensen hebben net gezongen ‘Freude, schöner Götterfunken’ en ‘Alle Menschen werden Brüder’ en iedereen is ontroerd; alleen Beethoven zelf maakt zich zorgen over wat hij eraan verdient en gaat er met de avondkas vandoor!
Tegelijk kun je je afvragen: is dat überhaupt belangrijk? Gaat het om de persoon of om het werk? Kijk, van Telemann weten we dat hij een vriendelijk man was die zijn publiek graag tegemoet wilde komen. Händel kon ruw en lomp zijn, Hasse was juist heel welopgevoed en welgemanierd en Mozart eveneens – vergeet alstublieft die karikatuur uit ‘Amadeus’! Maar eigenlijk moeten we over het werk spreken en niet over de persoon.”

Over het werk van Clement gesproken: eerlijk gezegd ken ik zijn vioolconcert niet eens.

“Dat is prima, veel mensen kennen het niet. Heerlijk om eindelijk weer eens onbekende muziek te spelen! Ook met het oog op interpretatie. Bij bekende muziek gaan de luisteraars automatisch jouw spel vergelijken met andere vertolkers: ‘O, Isabelle Faust doet het zus en Gidon Kremer doet het zo…’ Er is gewoon geen ruimte meer om in Beethovens Vioolconcert nog iets origineels te doen. Vergelijk het maar met de Matthäus Passion bij jullie in Holland: ik zou ervoor willen pleiten om twintig jaar lang geen Matthäus meer aan te raken! Maar met onbekende muziek kun je weer creatief zijn. Bovendien is het goed om mensen te laten horen dat er rond 1800 meer componisten waren die waarlijk fabelhafte muziek hebben geschreven.”