‘Het nieuwe gezicht van de oude muziek’, zo heet hij op de cover van het Harmonia Mundi Magazine. Op zijn 31ste geldt dirigent Raphaël Pichon als een autoriteit binnen de barokmuziek, en in het bijzonder als Bachkenner.
In januari 2015 deed hij Amsterdam nog aan met de productie ‘Trauernacht’, een bloemlezing van Bachcantates. Op 7 oktober 2015 keert hij weer terug met ‘O, Traurigkeit‘.
Raphaël Pichon is niet alleen het nieuwe gezicht van de oude muziek, hij is vooral het jónge gezicht. “Met zijn 31 jaar getuigt hij al van een overtuigende rijpheid,” schrijft recensent Gilles Macassar in het Franse cultuurmagazine Télérama. En hij noemt Pichon zelfs de ‘chef baroque’, de barokleider, van de derde generatie oude muziek-specialisten.
Het valt overigens nog niet mee om die chef te spreken te krijgen. In een wat moeizame e-mailcorrespondentie laat de Franse afdeling van het platenlabel Harmonia Mundi weten dat de Raphaël Pichon en zijn ensemble Pygmalion uitgerekend in augustus wel érg druk zijn met nieuwe cd-opnamen. En als ik Pichon dan eindelijk aan de telefoon heb, put hij zich uit in excuses en vraagt wat nerveus of hij mij later terug mag bellen. Want hij zit nog in het vliegtuig, dat weliswaar zojuist is geland maar waar hij voorlopig niet uit mag wegens een bommelding op de luchthaven.
Gelukkig blijkt die melding loos alarm en spreken we elkaar anderhalf uur later. En ja, zijn Engels klinkt zo charmant als je dat van een Fransman mag verwachten. Verrassend genoeg komt het Nederlandse woord ‘Muziekgebouw’ (aan het IJ) er wel accentloos uit. “Ik kijk ernaar uit om daar straks weer op te treden. Het is een bijzondere ruimte, je kunt echt spelen met de akoestiek daar…!”
Geluksgevoel
Pichons bliksemcarrière begint met koorzang. Als jongetje is hij lid van de Maîtrise des Petits Chanteurs de Versailles. En daar komt het beslissende moment: op zijn elfde zingt hij mee in een koraal uit de Johannes Passion van Bach. “Een openbaring,” blikt hij nu terug. “Als kind al was ik gefascineerd hoe de componist Bach in staat was om intellect en tekst in zijn muziek te combineren. De architectuur van die muziek is echt helemaal verbonden met de emotie.”
Als 25-jarige, nog tijdens zijn conservatoriumstudie in Parijs, richt Raphaël Pichon zijn eigen ensemble op. Binnen vijftien dagen ronselt hij koor en orkest bijeen en gaat aan de slag. Het gezelschap noemt zich Pygmalion, naar een Cypriotische beeldhouwer uit de Griekse mythologie. Teleurgesteld als deze Pygmalion was in vrouwen, vervaardigde hij een ivoren beeld dat zijn ideale partner voorstelde. En zie: na zorgvuldig polijsten kwam het kunstwerk (met hulp van de liefdesgodin Aphrodite) uiteindelijk tot leven als de schone Galatheia. Zo werkt het ook met muziek, meent Raphaël Pichon: een goede uitvoering is een kwestie van liefdevol repeteren en polijsten om de noten tot leven te brengen. In 2008 verschijnt Pymalions debuut-cd met de ‘Missae Breves Vol.1’ van, uiteraard, Johann Sebastian Bach.
Hoewel Pichon ook viool en klavecimbel studeerde, heeft hij binnen het koorwezen helemaal zijn draai gevonden. “Het stond me als kind eigenlijk tegen om helemaal alleen in mijn kamer op zo’n instrument te oefenen. Ik heb pas echt plezier in het musiceren gekregen nadat ik had ontdekt hoe heerlijk het is om samen met anderen, dus als collectief, een klank op te bouwen. En dat geluksgevoel is nooit minder geworden. ”
Rouwcantate
In 2013 prikkelt Pygmalion de interesse van Bachliefhebbers met een frappante primeur: de ‘Köthener Trauermusik’, een reconstructie van de rouwcantate die Bach schreef ter nagedachtenis aan zijn voormalige werkgever en muziekvriend, prins Leopold von Anhalt-Cöthen (1694-1728). De cantate zelf was verloren gegaan, alleen de tekst van Picander bleef over. Toch waren er aanknopingspunten om te veronderstellen dat Bach in latere werken de rouwcantate had ‘geparodieerd’, dat wil zeggen: zijn eigen muziek van nieuwe teksten voorzien. Zo komt het dat we in de ‘Köthener Trauermusik’ fragmenten herkennen uit de Markus Passion (waarvan openingskoor ‘Geh’ Jesu’, hier ‘Klagt, Kinder’), de Matthäus Passion (‘Erbarme Dich’ wordt ‘Erhalte mich’) en de Hohe Messe (de fuga uit het Kyrie).
In februari nog dirigeerde Pichon in de Amsterdamse Stadsschouwburg de voorstelling ‘Trauernacht’, een eigentijds geënsceneerde collage van veertien door hemzelf geselecteerde Bach-cantates. ‘Trauernacht’ vertelt over vier volwassen kinderen wier vader pas is overleden. Tijdens een familiediner zoeken ze elk naar hun eigen manier van rouwen. Vier zangers en een acteur vormden de cast. Regisseur was de Britse Katie Mitchell, in Nederland al langer bekend van haar samenwerking met De Nederlandse Opera.
Pichon kijkt er dankbaarheid op terug. “Heel anders dan de scenische uitvoering van de Johannes Passion, die ik in 2011 deed met de Nationale Reisopera en de Holland Baroque Society,” wil hij nog wel even kwijt.
Nu weten veel koorliefhebbers vast nog wel dat die Johannes Passion − als muziektheater geregisseerd door Dale Ruesing − toch in brede kring de nodige lof oogstte. In 2014 ging de voorstelling zelfs in reprise (zij het ditmaal met de Baroque Academy en onder leiding van Klaas Stok) en opnieuw vonden veel bezoekers het prachtig. Maar Pichon kijkt er anders naar: “Eerlijk gezegd bewaar ik er geen fijne herinneringen aan. In mijn ogen werd het meer een soort Broadway-show. Ja hoor, dit mag je gerust opschrijven. Graag zelfs.” Vergoelijkend: “Maar ja, staging van Bach is ook wel erg riskant. De muziek zelf is al zó intens dat je eigenlijk niks anders nodig hebt.”
Hoe keek je dan tegen de regie van Katie Mitchell aan?
“O, dat was een fantastische ervaring! Want Katie heeft het namelijk heel simpel en ingetogen gehouden. Ze benaderde Bach zó eerbiedig, schroomvallig zelfs… Haar streven was niet om plaatjes te creëren bij de muziek, maar om te laten zien welke kracht muziek kan hebben. Ik was hier echt overgelukkig mee en de zangers ook.”
Pygmalion heeft meerdere prijzen gewonnen met de opera’s ‘Dardanus’ en ‘Castor & Pollux’ van Jean Philippe Rameau. Van meet af aan heb je Bach en Rameau centraal gesteld in het Pygmalion-repertoire, als een soort uitvalsbasis. Waarom juist deze twee giganten?
“Om wat ik zojuist al noemde over Bach: de manier waarop ze emoties verklanken. Nu schreef Bach voornamelijk gewijde muziek en hield Rameau zich meer bezig met wereldlijke muziek. Maar allebei zijn ze in staat om de muziek én heel rationeel te benaderen – Rameau heeft ook veel gepubliceerd over muziektheorie – én zich tegelijk te concentreren op de emoties. Dat is de grote overeenkomst tussen hen. En allebei zijn ze ook van onschatbare betekenis voor hun muzikale traditie: Bach in Duitsland, Rameau in Frankrijk. Rameau is een wegbereider geworden voor latere grootheden als Berlioz en Fauré, zoals Bach dat werd voor Schumann, Brahms en Bruckner.”
Pygmalion’s huidige programma ‘Die Rheintöchter’ strekt zich zelfs uit tot de ‘Ring’-cyclus van Richard Wagner…
“Ja, al zullen we de komende jaren zeker veel Bach blijven spelen. Maar we willen inderdaad ook aandacht schenken aan wat er voor én na hem kwam. In de Duitse muziek zie je heel duidelijke tradities. En ik vind het ontzettend belangrijk om te onderzoeken waar iets vandaan komt, waar de historische wortels liggen. Nog steeds ontdekken we barokcomponisten die ons aanwijzingen geven bij het begrijpen van een mijlpaal als Bach’s oeuvre, en de meeste van hen studeerden ooit bij Heinrich Schütz. Bijvoorbeeld Christoph Bernhard, iemand die weliswaar in de vergetelheid is geraakt hoewel hij geweldige muziek schreef. Maar ook in de Duitse romantiek gaat het feitelijk nog steeds om de erfenis van Bach. Dus bij de ‘Elias’ van Mendelssohn of ‘Ein deutsches Requiem’ van Brahms komt het ons goed van pas dat we eerst Schütz, Buxtehude en Bach zo intensief hebben bestudeerd.”
‘Trauermusik’, ‘Trauernacht’ en nu weer ‘O Traurigkeit’, de titel van een anonieme cantate. Droefheid en rouw nemen een prominente plaats in.
“We moeten dat in zijn context zien. De levensverwachting was ten tijde van de barok niet hoog en er was veel kindersterfte. Bach zelf heeft ook een aantal kinderen verloren. De dood was altijd in de buurt. Daarnaast was er natuurlijk het protestantisme dat veel aandacht schonk aan de aardse ellende. En verder heeft de Dertigjarige Oorlog (1618–1648) een enorme invloed gehad op het levensgevoel in die tijd, ook bij componisten. Veel van hun muziek is vol van droefheid over die oorlog. Dat hoor je bij Schütz, Buxtehude, Bach en ook bij Christoph Bernhard.”
Nadrukkelijk: “Maar weet je wat zo wonderlijk is aan de composities die wij uitvoeren in ‘O Traurigkeit’? Dat zelfs door al die donkere woorden heen toch weer het licht gloort. Waar in teksten sprake is angst en verdriet, verwijzen die ondanks alles indirect weer naar de hoop. En dat is te danken aan de manier waarop die componisten de woorden wisten te verklanken. Dat is heel bijzonder. En ja, die paradox mogen we ook zeker betrekken op onze eigen tijd.”
(Vocaal, september 2015)