Na 35 jaar neemt dirigent Jos van Veldhoven afscheid als artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging. Dat wil zeggen: afscheid van dat leiderschap. Niet van het ensemble. En al helemaal niet van Bach zelf. In 2019 staat hij op de bok bij philharmonie zuidnederland, met de Matthäus Passion. “Daar verheug ik me ontzettend op.”

(zomer 2017)

“Als ik straks over mijn schouder terugkijk, zie ik een prachtig landschap met hoogtepunten en talloze ontwikkelingen. Maar wat de laatste tijd steeds meer in mijn hoofd zat, is dit besef: juist bij een traditioneel gezelschap als de Nederlandse Bachvereniging − die nu al bijna honderd jaar bestaat en zo’n rijke traditie heeft in het uitvoeren van de Matthäus Passion − moet je het vuur door willen geven aan nieuwe generaties.”

Dat is ook wat Jos van Veldhoven vaak tegen zijn musici zegt. “Want over honderd jaar zijn wij er niet meer, maar is de Bachvereniging nog wel. En de laatste jaren bedacht ik dat ik dat dan zelf ook bijtijds moest doen, het vuur doorgeven. Daarom heb ik een paar jaar geleden een moment vastgesteld: als ik 35 jaar dirigent ben geweest, ga ik stoppen. Zodat straks, als de Bachvereniging een eeuw bestaat, een jonge ploeg dat met veel élan kan presenteren.”

Zo’n afscheid gaat ongetwijfeld met weemoed gepaard?

“Ik maak er geen geheim van dat ik de Bachvereniging ga missen. Je hebt in de loop der jaren een ensemble opgebouwd, samen met mensen die tot je vriendenkring zijn gaan behoren, met wie je kunt lezen en schrijven… Al hoef ik gelukkig niet helemaal te verdwijnen. Weliswaar ben ik straks geen artistiek leider meer, maar als gastdirigent mag ik nog weleens terugkomen. Dus de banden worden niet helemaal doorgesneden. Alleen, ik heb het dan niet allemaal zelf meer voor het zeggen.”

Op 21 maart vierden we Bachs 333ste geboortedag. Voor die gelegenheid nodigde u vijfhonderd kinderen uit om mee te zingen in de Matthäus Passion.

“Dat leek me mooi: om die laatste keer dat ik in deze functie de Matthäus dirigeer, allemaal jonge mensen om me heen te verzamelen die ook iets met dat stuk hebben. Ik realiseerde me dat er veel kinderkoren in Nederland zijn, die meezingen in het openingskoor en in dat slotkoraal, ‘O Mensch, bewein dein Sünde Gross’. Zo kwamen we op het idee om die kinderen allemaal uit te nodigen op Bachs verjaardag, 21 maart, in TivoliVredenburg. Weet je, dan voel je weer een nieuw publiek om je heen. Een nieuwe generatie, die de liefde voor die muziek hopelijk weer gaat doorgeven.”

Dit interview lees je gratis.
Vind je het interessant? Dan kun je onderaan een bijdrage leveren.
Zo help je mij om meer zulke artikelen te schrijven.

Volgend jaar voert u de Matthäus uit met philharmonie zuidnederland.

“Ja, daar verheug ik me ontzettend op! Hoe gek het ook klinkt, het is zo leuk om weer eens met een totaal ander ensemble te werken. De Bachvereniging heeft zich vooral in de zeventiende en achttiende eeuw gespecialiseerd. En al zitten bij philharmonie zuidnederland natuurlijk ook mensen met ervaring in barokmuziek, het orkest zelf heeft een ander repertoiregebied. We hebben ook geen traditie samen. Het is moeilijk om buitenstaanders uit te leggen hoe aantrekkelijk dat nu juist voor een dirigent is! Kijk, in ons vak ben je totaal afhankelijk van musici; je beweegt wel en je hebt je opvattingen, maar zelf maak je geen geluid. En het werken met een onbekend ensemble dwingt je om met nieuwe ogen naar die Passie te kijken. Je kunt als het ware samen opnieuw die partituur gaan vormgeven. Zo’n proces, dat vind ik geweldig.”

In 2018 interviewde ik de Duitse dirigent Reinhard Goebel voor deKlank. Hij zei gekscherend iets als: “Jullie in Nederland met die Matthäus! Eigenlijk moesten jullie ’m twintig jaar lang niet uit mogen voeren.”

“Goebel heeft een punt. We hebben nu eenmaal een canon in de klassieke muziek. Het publiek vertoont een sterke neiging om steeds terug te keren naar de meest vertrouwde stukken. Aan de andere kant: er ontstaat zo een soort gemeenschap van luisteraars om zo’n stuk heen. En dat verschijnsel heb ik in Naarden erg leren waarderen.
Ik ken geen land op de wereld waar het publiek de Matthäus Passion zo goed kent. Veel mensen zouden hele aria’s kunnen meezingen, vermoed ik. Oké, natuurlijk weten ze in het buitenland ook wel dat de Matthäus Passion bestaat. Maar dat Matthäus elk jaar terugkomt en wel zó intens dat het stuk tot de gevoelswereld van de mensen is gaan behoren − dat is uniek en heel erg Nederlands.”

Wat maakt de Matthäus uitgerekend in Nederland zo populair?

“Het is moeilijk om daar de vinger op te leggen. Ten eerste heb je natuurlijk twee sterke tradities van bijna honderd jaar oud, in het Concertgebouw en in Naarden. Ten tweede heeft Nederland opvallend veel amateurkoren, die ook de Passies van Bach koesteren. En ten derde was Nederland lange tijd een enorm kerkelijk land, zowel rooms-katholiek als protestants. Daar is nog maar weinig van over, althans van het volksdeel dat echt kerkelijk meelevend is. Maar bij de Matthäus wordt nu toch weer iets als collectiviteit gevoeld, het bij elkaar horen. Dat ervaar je als dirigent ook: hoe de muziek wordt omarmd door het publiek. Dat is wel bijzonder, dat merk je bij ander repertoire minder.”

Ik stelde laatste dezelfde vraag aan een andere dirigent. Die meende dat de populariteit samenhing met het thema van schuld, boete en vergeving. Dat zou erg aanslaan in ons calvinistische klimaat.

“Hm, dat weet ik niet. We hebben in Naarden weleens onderzocht wat mensen nu zoal voelen bij de Matthäus. Het publiek kon ons daarover brieven schrijven. En daarin ging het over diepe menselijke emoties, maar er waren weinig brieven bij die specifiek over het Bijbelverhaal gingen. In elk geval trekt men de lijn dan vooral door, als een metafoor, naar het leven van vandaag.
Het lijkt er meer op dat Bach met zijn muziek de ziel binnendringt en daar de grote thema’s in het leven aanboort. En daar zitten natuurlijk dood en leven, verdriet en troost enzovoort bij.”

Hangt dat ook samen met het publiek? De Naardense traditie heeft een ietwat elitaire connotatie…

“Nou, ik ben erachter gekomen dat dat absoluut níet het geval is! Het beeld dat leeft is natuurlijk dat van het voltallige kabinet op de voorste rij. Wat ik op zichzelf overigens indrukwekkend vind: ik heb weleens in het buitenland verteld dat onze regering op de vrijdag voor Pasen niet vergadert, maar in plaats daarvan gezamenlijk luistert naar de Matthäus Passion. Chapeau!
Maar verder − er komen zo’n 12.000 mensen per jaar in Naarden luisteren. En dat zijn vaak hele families die dat soms al twintig, dertig jaar doen; met kinderen, met aanhang van die kinderen enzovoort. Geloof me, dat heeft met elite echt niks te maken. Het publiek is niet anders dan in elke andere Nederlandse concertzaal. Alleen: mensen koesteren die plek en ze koesteren dat stuk. Dat is wél heel speciaal.”

Even over het Stabat Mater van Pergolesi…

“Ja, ik zag dat het programma als titel ‘Barmhartigheid’ heeft gekregen. Voor het Stabat Mater gaat dat zeker op. Maar de andere helft zou je ‘Luchtigheid’ kunnen noemen. Er zit een groot contrast in het programma zelf, want Telemann is een totaal andere componist dan Bach of Pergolesi. Ik geloof niet dat iemand straks bij Telemann aan ‘Barmhartigheid’ zal denken.
Het is trouwens wel een prachtgelegenheid om zijn muziek te leren kennen. Telemann is een ongelofelijke componist! Maar veel mensen hebben niet of nauwelijks contact met hem gemaakt, hij staat altijd in de schaduw van de grote Bach. Terwijl Telemann in zijn eigen tijd veel bekender was dan Bach.”

Noemt u eens een merkbaar verschil?

“Telemanns muziek is minder ‘streng’ dan die van Bach, hij stopt er veel humor in. Alleen die titels al: de Burlesque de Don Quixote vertelt het verhaal over Don Quichotte, het gevecht met de molens, de verliefdheid op Dulcinea, Sancho Panza die er vandoor gaat op een ezel… Dat is allemaal met zo geestig en met zoveel fantasie gemaakt. Maar tegelijk zijn het geraffineerde composities, van soms grote complexiteit en een verbluffende creativiteit. De Suite in e is ook een juweeltje, gemaakt voor het Collegium Musicum in Leipzig waarvan Telemann destijds dirigent was. Het is echte ‘speelmuziek’, inventief, met veel volksmuziek en dans.”

Over Pergolesi: toen ik als conservatoriumstudent de alt-aria’s instudeerde, bekroop me soms toch het gevoel: ‘Waarom staat dit fragment in vredesnaam in Es groot?’

“Ja, dat begrijp ik. Maar wat je daar dan voelt, dat is het zuiden, dat is Italië. Een soortgelijk gevoel kan je bekruipen bij plafondschilderingen of marmeren beeldengroepen. Die uitbundige expressiviteit zit ook in de muziek.
Het is niet voor niets dat het Pergolesi’s Stabat Mater wordt geassocieerd met heftige emoties. Hoewel stuk heel triest begint met het verdriet van Maria, is het kort samengevat een gang van donker naar licht, van verdriet naar blijdschap, van probleem naar oplossing. En tijdens die gang overvalt je soms een ambivalentie: enerzijds gaat het over iemand die sterft aan het kruis, met als keerzijde dat daardoor verlossing plaatsvindt. Bij Pergolesi eindigt het Stabat Mater dan ook juichend, waarbij er nota bene sprake is van ‘Paradisi gloria’, de glorie van het Paradijs! En ja, een Italiaan weet wel hoe hij daarmee moet omgaan.”

 

Waardeer je dit artikel?

Dan kun je dit hieronder laten blijken met een kleine bijdrage. Zo help je mij om als freelancer mijn journalistieke werk te blijven doen. Alvast bedankt!

Mijn gekozen donatie € -