Beeld: standbeeld Johann Sebastian Bach, foto Pixabay
‘Aantrekkelijk’, ‘formidabel’ en zelfs ‘betoverend’. Het zijn maar drie van de lovende woorden waarmee critici de nieuwe opnamen kenschetsen van Bach’s Cellosuites BWV 1007-1012. De Nederlandse celliste Viola de Hoog oogstte in 2014 internationaal bewondering met haar weldoordachte interpretatie.
Natuurlijk speelde Viola de Hoog de Cellosuites al vele decennia; ze studeert erop sinds haar conservatoriumtijd. Maar tot een beslissing om haar eigen visie vast te leggen kwam het niet voordat ‘het’ moment zich aandiende. “Er kwam een bijzondere cello op mijn pad, er was opeens een label dat interesse toonde… Soms vallen in je leven dingen samen waardoor je denkt: ja, nu is het tijd.”
Een jaar tevoren betrad ze de opnamelocatie: het dorpskerkje van Bunnik. De eerste vijf suites speelde ze op een buitengewoon fraaie cello van Giovanni Battista Guadagnini, gebouwd rond 1750. Voor de zesde suite koos ze een laat-18de eeuwse vijfsnarige cello uit Bohemen, met een iets meer ‘spicy’ klank.
Een reeks dansen
Recensenten roemen haar stijlbesef en haar vitale, dansante interpretatie, die niet zozeer het accent legt op de dramatische aspecten als wel op de dansritmen. “Er wordt vaak nogal verheven gedaan over Bach, omdat hij zoveel geestelijke muziek heeft geschreven,” zegt Viola de Hoog. “Maar een Suite is in eerste instantie toch vooral een reeks dansen.”
Natuurlijk zijn daar ook de gretige referenties aan haar oude leermeester Anner Bijlsma, in Nederland ooit een ware pionier op het gebied van de historische uitvoeringpraktijk en tevens de man die in 1979 de Suites ook al zonder vibrato, op darmsnaren en in barokstemming voor Sony opnam.
De Hoog: “Anner is heel belangrijk geweest. Maar hoe iemand speelt is natuurlijk het gevolg van zó verschrikkelijk veel invloeden… Als kind had ik al heel veel Bach gehoord en ook gezongen in de koren van mijn vader (dirigent Jan de Hoog, MC). Dus het instrument is niet mijn eerste ingang geweest tot de taal van Bach, ik heb hem al zingend leren kennen. Pas later is daar de cello bij gekomen.”
Ze kijkt in dankbaarheid terug op haar studie aan het Amsterdamse conservatorium: “Ik had het geluk om bij een leraar terecht te komen die eerst musicus was en dán pas cellist. Ik heb veel geleerd van Anner, en dan voornamelijk door de manier waarop hij als musicus in het leven staat. Hij was een ontzettend inspirerende docent, in die zin dat hij ons telkens op een nieuw spoor zette. Maar dan moest je dat spoor wel verder zelf volgen. En daarmee ben je natuurlijk niet klaar binnen één opleiding.”
Historische uitvoeringspraktijk
Kamermuziek en historische uitvoeringspraktijk vormen van meet af aan de rode draad in haar loopbaan. Van 1976 tot 2009 maakte ze deel uit van het inmiddels opgeheven Schönberg Kwartet, dat maar liefst 35 cd’s opnam. In 1986 werd ze finaliste tijdens het Eerste Internationale Concours voor Barokcello in Parijs. Van 1985 tot 2001 was ze eerste cellist bij het Belgische collectief Anima Eterna van Jos van Immerseel, waar men musicologisch verantwoorde uitvoeringen hoog in het vaandel draagt en met de grootst mogelijke zorg het juiste instrument bij elke stijl kiest. Momenteel is ze eerste celliste bij de Kölner Akademie, de Nieuwe Philharmonie Utrecht en The King’s Consort. Sinds 1990 doceert ze bovendien barokcello en kamermuziek aan het Utrechts conservatorium; sinds 2003 ook aan de Hochschule für Künste Bremen en sinds 2007 aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. In Bremen werd ze onlangs onderscheiden met een ereprofessoraat.
De Hoog: “Ook als collega’s onderling, vooral wanneer je elkaars muzikale geestverwanten bent, leer je ontzettend veel van elkaar. Iedereen heeft verschillende kwaliteiten. En soms ga je naar een concert en dan doet iemand op het podium iets waardoor je opeens denkt: ‘Oh ja, nu snap ik het, dáár gaat het dus over…!’ Dan valt er weer zo’n kwartje.”
Beethoven
In 2008 richtte ze het Narratio Quartet op ter gelegenheid van het Festival Oude Muziek 2009 te Utrecht, als antwoord op een verzoek om de laatste vijf Beethoven-kwartetten te spelen op historische instrumenten. “Dat hebben we anderhalf jaar voorbereid. Daarna volgden de andere Beethovenkwartetten. We hebben dus van achteren naar voren gewerkt en zijn nu bijna rond; we zitten midden in opus 18.”
Het Narratio Quartet geldt als één van de wereldwijd zeer schaarse kwartetten die dit repertoire op historische instrumenten spelen. De Hoog: “Weliswaar hebben de meeste strijkinstrumenten begin 19e eeuw hun huidige vorm gevonden, maar toch waren veel details in die tijd nog anders dan nu.”
Ieder ensemble waaraan Viola de Hoog verbonden was of is, maakte uitgesproken keuzes wat betreft repertoire. “Zowel met het Narratio Quartet als met het Schönberg Kwartet hebben we ons altijd een duidelijk doel gesteld. Het Narratio Quartet is alleen voor de Beethovenkwartetten. En als Schönberg Kwartet hadden we ons ook meteen voorgenomen: wij spelen muziek van de Tweede Weense School: Schönberg, Webern, Berg en Zemlinsky, plus alles wat we mooi vinden uit de laat-19de en 20ste eeuw. Dus als iemand ons vroeg: ‘Willen jullie eens een Mozartkwartet komen spelen?’ zeiden we nee.”
Je hoeft echt niet alles uit te leggen. Je moet je publiek niet onderschatten.
(Viola de Hoog)
Toch richt het Ensemble Schönbrunn (waarin ze ook vanaf het begin in 1987 meespeelt) zich op meerdere stijlperioden, van Frescobaldi tot Debussy. Recent project is het ‘nocturnal event’, speciaal ontwikkeld voor het Oude Muziek Festival 2015: muziek van Debussy op historische 19de-eeuwse instrumenten. Bij ‘Les Chansons de Bilitis’ construeerden fotograaf Marco Borggreve en kunstenaar Daan Noppen zelfs een hedendaagse versie van de ‘tableaux vivants’ die in Debussy’s tijd bij het reciteren van deze gedichten werden opgevoerd.
Intuïtie trainen
Viola de Hoog: “Mensen zeggen vaak: ‘muziek is een taal’. Dat is waar, maar muziek is tegelijk ook een verzameling van tientallen talen. En je hebt veel tijd nodig om de verschillen in idioom gevoelsmatig te begrijpen. Daar komt ook intuïtie bij kijken, maar die intuïtie moet je als het ware ook ‘opvoeden’, trainen. En dat houdt nooit op, net zomin als het bestuderen van taal.”
Daarom geldt ook voor het Ensemble Schönbrunn “dat we alleen repertoire willen spelen dat we door en door kennen,” zoals ze het resoluut formuleert. Al blijkt dat binnen de huidige tijdsgeest niet de makkelijkste weg: “Tegenwoordig moet alles snel klaar zijn. Maar . En helaas leven we nu in een periode waarin alles haastig moet, en waarin het vermogen tot multitasking zowat een van de meest gewaardeerde eigenschappen is. De economische haalbaarheid is richtinggevend. En dat leidt misschien wel tot commerciële creativiteit – op ongewone locaties optreden, verschillende kunstdisciplines samenvoegen − maar niet tot verdieping.”
Te veel informatie
Een bijeffect van al die cross-overs op ludieke settings is volgens De Hoog ook dat er te veel informatie op het publiek afkomt. “Daardoor komt de muziek zelf niet tot haar recht. Blijkbaar is men bang dat mensen zich gaan vervelen. Oké, natuurlijk moet het publiek zich aangesproken voelen en natuurlijk moet jij als musicus contact maken met je publiek. Maar als je een mooie, niet al te grote ruimte hebt, met niet teveel afstand – het heet niet voor niks kamermuziek! − en als dat ook een mooie ruimte is waarbinnen mensen zich prettig kunnen voelen, geloof me: dan creëer je vanzelf contact met je publiek! En je hoeft echt niet alles uit te leggen. Je moet je publiek niet onderschatten.”
CD: Bach, The Six Cello Suites. Viola de Hoog (cello) – VIVAT 107 (2014)
Waardeer je dit artikel?
Voel je vrij om dit te laten blijken met een kleine bijdrage. Zo help je mij om als freelancer mijn journalistieke werk te blijven doen. Bedankt!