Beeld: Edward Hicks (1780–1849), The Peaceable Kingdom (detail); Cleveland Museum of Art
Al een halve eeuw vraagt predikant, schrijver en dichter Hans Bouma (80) steeds weer aandacht voor dierenwelzijn. Die verbondenheid met onze medeschepselen ontleent hij aan de Bijbel zelf, maar ook aan de biologie en de gedragswetenschappen. ‘In 1970 ontdekte ik dat ook het dier een ziel heeft, en een gevoelsleven.’
Iustitia (rechtvaardigheid)
‘Er is een tekst uit Spreuken 12 die mij bijna dagelijks begeleidt: “De rechtvaardige kent de ziel van zijn vee.” Jammer genoeg is er veel ‘wegvertaald’ uit de Bijbel. Zo staat er in de NBV51: “De rechtvaardige weet wat zijn vee toekomt.” Néé, in de Hebreeuwse grondtekst staat er nefesj, ‘ziel’; een woord dat voor zowel mensen als dieren wordt gebruikt. Ook in Genesis gaat het over “levende zielen”, die mogen leven “naar hun eigen aard.”
Overigens ben ik niet met deze kennis opgegroeid. Gedurende mijn jeugd in Leeuwarden bezocht ik trouw de gereformeerde kerk, de Pelikaankerk, en daaraan bewaar ik goede herinneringen. Maar nooit ging het over de ziel van het vee en wat rechtvaardigheid daarmee te maken heeft. Evenmin aan de Vrije Universiteit, waar ik later theologie studeerde.
Pas in 1970, het Europees Natuurbeschermingsjaar, ontdekte ik dat ook het dier een ziel heeft. Dat de reikwijdte van het heil zo groot is dat dieren daarin een plaats hebben. Tijdens een NCRV-Zondagavondlezing hoorde ik Karel Voous, hoogleraar Diersystematiek en Diergeografie aan de VU, over de relatie mens-natuur. Hij sprak over ‘de arrogantie van de mens’ en het antropocentrische denken. Ik zat aan de radio gekluisterd en dacht: “Hoe is het mógelijk dat wij mensen eeuwenlang hebben gedacht dat alles alleen om ons draaide?”
Dit artikel lees je gratis. Vind je het interessant?
Dan kun je onderaan een donatie doen.
Zo help je mij om meer zulke artikelen te schrijven.
‘Begrijp me niet verkeerd, ik bewonder de mens als soort. Rechtvaardigheid betekent: respect en mededogen jegens anderen. Daarin hebben we ons heel ver ontwikkeld. Eerst betrof medemenselijkheid alleen de eigen stam, daarna het eigen volk. Later keken we ook naar mensen elders ter wereld: Artsen Zonder Grenzen en Amnesty International zijn daarvan mooie voorbeelden.
Ik denk dat we nu toe zijn aan de volgende stap: onze morele horizon zodanig verbreden dat ook dieren daarbinnen vallen. Hiervoor heb ik een wat kunstmatige term bedacht, ‘medeschepselijkheid’.
Let wel: dit is geen nieuwe weg! We zíjn al heel goed op weg. Maar we mogen in onze barmhartigheid nog royaler zijn en over de soortgrens heen kijken. Natuurlijk verschillen mensen van dieren. Maar ook volgens wetenschappers hebben we vooral veel gemeen. Als je bedenkt dat wij mensen qua dna maar twee procent verschillen van de chimpansee… En sinds de jaren tachtig weten we dat ook zogeheten ‘landbouwhuisdieren’ hun eigen gevoelsleven en intelligentie hebben. Dat ook zij lijden als ze niet leven “naar hun eigen aard”. Dat een varken net zo interessant is als een cheeta, met hetzelfde spectrum aan emoties.’
Fides (geloof)
‘In mijn jeugd was mijn bedje gespreid. Want op twee punten ben ik extra ontvankelijk: taal en muziek. En daaraan heeft het me niet ontbroken. In de Pelikaankerk werd geweldig gepreekt en orgel gespeeld. Mijn vader zong thuis liederen van Hugo Wolf terwijl hij zichzelf begeleidde op de piano; zonder enige pretentie, gewoon voor z’n plezier. Elke maand bezocht ik in de Doopsgezinde Kerk een cantatedienst met het Frysk Orkest. Al die muziek en poëzie, daarin kon mijn geloof zich bedden.
Geloven is ook een manier van leven. Een tweede geloofsinspiratie is voor mij de levensloop van Albert Schweitzer – theoloog, filosoof, arts, musicus, ontwikkelingswerker − die als negentigjarige op zijn sterfbed nog dicteerde: “Godsdienst is gepraktiseerde eerbied voor het leven”.
Is het niet bijzonder dat de grote geboden in de Bijbel allemaal met overleven te maken hebben? De Tien Geboden, maar ook het Sabbatsjaar en het Jubeljaar. Dat zijn geboden van een God die ons het beste gunt. Je hoeft geen gelovige te zijn om die serieus te nemen. Ik heb erover met niet-gelovige ethologen en biologen gepraat en die zeiden: “Nou, wie dat bedacht heeft, weet wel iets van samenleven en overleven af.”
Sinds de jaren tachtig weten we dat ook zogeheten ‘landbouwhuisdieren’ hun eigen gevoelsleven en intelligentie hebben. Dat een varken net zo interessant is als een cheeta, met hetzelfde spectrum aan emoties.
Hans Bouma
Veel mensen denken dat de Bijbel het onmogelijke van ons vraagt. Maar Micha zegt: “Het is niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg van God te gaan.” Het staat er letterlijk, in het Hebreeuws: “niets anders dan”. Daarmee suggereer ik niet dat geloven makkelijk is. Leven zoals je bedoeld bent, naar jouw eigen aard, kan je in kritieke situaties brengen.
Denk aan Mozes, als hij de opdracht krijgt om de exodus van het volk Israël te leiden. Mozes ziet daar enorm tegenop en vraagt God: “Wie bent U dan? Wie stuurt mij?” En dan komt die vreemde naam: “JHWH. Ik zal er zijn.” Dat lijkt weinig concreet, maar wat zit daarin? “Niet piekeren, ga gewoon de weg die Ik jou wijs. Stap voor stap. Deel in mijn engagement en dan zul je weten wie Ik ben.”
God leer je niet zómaar kennen. Dat komt gaandeweg, in een gedeeld engagement. Waar mensen zich samen inzetten voor een ideaal, daar ontstaan solidariteit, vriendschappen en zelfs liefde.
Geloven, ik gun het iedereen. En de manier waarop er vaak over gesproken wordt, stemt me droevig. Alsof het om iets gaat dat achterhaald is.’
Temperantia (matigheid)
‘Als jong predikant bezocht ik twee hoogbejaarde mensen, die wat verontschuldigend zeiden: “Wij zitten nog steeds tussen de spulletjes waarmee we getrouwd zijn.” Ook dat is een weelde, om te kunnen denken: het is genoeg. Als kind kreeg ik bij elke verjaardag en elke sinterklaas een boek. Op een zeker moment had ik twaalf boeken op mijn plankje, wat een rijkdom! Die boeken waren mijn vrienden. Later kreeg ik enorm veel boeken, maar toen werden die boeken kennissen. Naarmate je je met meer omringt, worden je ervaringen oppervlakkiger.
In het boek Spreuken legt Agur zijn wens aan God voor: “Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig heb.” Iets wat in het Onze Vader terugkomt. Dat is een vorm van matigheid die mij zeer aanspreekt. Wij westerlingen zijn geneigd om altijd in groeitermen te denken, en dan vooral in materiële zin. De economie moet groeien, want dat is goed voor ons. Maar is het ook goed voor andere landen? Is het goed voor de aarde? Als je de schade aan de natuur zou doorberekenen en kijkt naar de prijs van de producten, dan blijkt dat we verlies draaien. De natuur is ons kapitaal en we zijn aan het interen. In 1976 bepleitten Bob Goudzwaard en Harry de Lange al “de economie van het genoeg”. Dat groeigeloof, daar moeten we echt vanaf.’
Dit artikel lees je gratis. Vind je het interessant?
Dan kun je onderaan een donatie doen.
Zo help je mij om meer zulke artikelen te schrijven.
Fortitudo (moed)
‘Laatst zei iemand tegen me: “Je komt nu al vijftig jaar op voor dierenrechten, met demonstraties, met kerkdiensten… Waar haal je de moed vandaan?” Maar dat is een kwestie van roeping, niet van moed. Ik kan en wil niet anders, dit is mijn weg. Het woord moed is me daarvoor te heroïsch.
Pas nog worstelde ikzelf als gastpredikant met een dilemma. We lazen Psalm 104, de meest ecologische tekst uit de Bijbel. Het had voor de hand gelegen dat ik in de voorbeden iets over de bio-industrie had gezegd. Dat was ook dapper geweest; enerzijds schaam ik me dat ik het niet heb gedaan.
Anderzijds had ik dan − vanuit een machtspositie en namens de gemeente − iets gebeden dat lang niet iedereen zou meebidden. Sommige mensen waren vermoedelijk de kerk uitgelopen, anderen hadden het juist fijn gevonden. Zo had ik wellicht nog tweespalt veroorzaakt. En ik was er als gastpredikant, dus ik zou niet de gelegenheid hebben gehad om dat dan pastoraal te begeleiden. Kijk, die moed bracht ik niet op.’
Sapientia (wijsheid)
‘In mijn eerste gemeente in Heerhugowaard bezocht ik regelmatig een bejaarde man die veel had beleefd. Op een dag zei hij: “Ach dominee, u denkt nou wel dat ik zo veel weet, maar ik zal u eerlijk vertellen: door schade en schande ben ik steeds minder dwaas geworden.” Dat vond ik een wijze opmerking.
Wijsheid begint voor mij met: niet aan de oppervlakte blijven, maar kijken vanuit je ziel. Vanuit je eigen innerlijk, zonder vooroordelen, zicht proberen te krijgen op de binnenkant van de ander.
Er bestaat ook “wijs zijn met”. Ik ben wijs met mijn vrouw, wijs met bomen en dieren, wijs met Bach, Mozart en Schubert. Wie wijs is met liefde en schoonheid ziet ook waar gebrek is aan liefde en schoonheid. Die herkent pijn, verdriet, onrecht. Dat besef: “Dit is in strijd met alles wat de Schepper heeft bedoeld” geeft je de wijsheid om te protesteren.’
Caritas (liefde)
‘Ik ben nu tachtig. Als ik terugkijk op mijn leven, wat zou ik dan willen meenemen en wat kan ik missen? Nou, veel uit mijn biografie kan ik schrappen. Het was nuttig en zinvol, maar van tijdelijke betekenis.
Alles wat ik wél zou willen meenemen, heeft met liefde te maken. Liefde die ik kreeg, liefde die ik gaf. En daarover zegt Paulus in I Korinthe 13, en dat kun je goed gebruiken als je ouder wordt: “De liefde vergaat nimmermeer”. Eigenlijk staat daar in de grondtekst het Griekse werkwoord piptoo, vallen. “De liefde valt nimmermeer”. Veel vervalt, maar liefde houdt stand.’
Spes (hoop)
‘Hoop doet leven, maar het omgekeerde is ook waar: leven doet hopen. De hoop is zo inherent aan wat leven is. Als iemand de hoop verliest, dan is er iets met dat leven aan de hand.
Ja, onrecht en liefdeloosheid zijn onloochenbaar en onontkoombaar. Maar de zichtbare werkelijkheid is voor mij niet doorslaggevend. Wat wel de doorslag geeft, is de eerste zin uit de Bijbel: “Licht moet er zijn.” Zo’n explosief en evocatief zinnetje! In die duisternis en chaos van den beginne klinkt een stem: “Licht moet er zijn”.
En dat licht betekent bevrijding: van de aarde uit de duisternis, van het slavenvolk uit Egypte, van Jezus uit het graf… De hele Bijbel is een aaneenschakeling van uittochten. En dat geeft mij zo’n vertrouwen in de God van al die uittochten, dat ik er maar van uitga dat dat Koninkrijk van Hem ook ooit werkelijkheid wordt. Dat het Licht zal overwinnen. Dat is een oergeloof dat niemand mij uit het hoofd en het hart praat.’
Hans Bouma (Tilburg, 1941) is auteur, predikant en dierenrechtenactivist. Na het toenmalige Gereformeerd Gymnasium in Leeuwarden studeerde hij theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Vervolgens was hij dertien jaar gemeentepredikant in Heerhugowaard, Hilversum en Noordeloos. Van 1986 tot 1999 werkte hij als uitgever bij Kok in Kampen (nu Kokboekencentrum).
Nog altijd is hij actief als gastpredikant en publicist.
Waardeer je dit artikel?
Voel je vrij om dit te laten blijken met een kleine bijdrage. Zo help je mij om als freelancer mijn journalistieke werk te blijven doen. Bedankt!