InterviewMuziek

Remy van Kesteren: zoektocht naar identiteit zonder harp

‘Onbevangenheid heeft een enorme kracht’

Na jaren van experimenteren heeft Remy van Kesteren zijn eigen geluid ontdekt. De klassieke harpist liet al iets van zijn zoektocht doorschemeren op het eclectische album Tomorrow Eyes (2016). Toch moest hij een jaar lang de harp loslaten om zichzelf te herontdekken. Het resultaat horen we op Shadows.

Nederlands Dagblad, bijlage Gulliver, 15-02-2019. (Foto Anouk van Kalmthout)

Een retraite. Zo mag je het wel noemen als een gelauwerd musicus een jaar lang zijn instrument niet aanraakt. Maar voor Remy van Kesteren (29) was het een voorwaarde tot zelfonderzoek. Hij dwong zichzelf om het vertrouwde los te laten en dompelde zich onder in allerlei muziekstromingen.

Hoe is het om klassiek musicus in de wereld van eigentijdse muziek terecht te komen, met alle elektronica van dien? Was dat geen technische ommezwaai?

‘Ja, totaal. De hoeveelheid snoeren die nu over het podium ligt… Het leven is er niet gemakkelijker op geworden, haha! Vroeger kreeg ik altijd de vraag: “Hoe sleep je zo’n grote harp met je mee?” En nu sleep ik twee keer zoveel mee.
Die technische kant heb ik helemaal moeten aanleren. Want ik wilde iets nieuws maken en daarvoor moest ik erachter komen hoe dat dan zou kunnen klinken. Dat was het moeilijkste: alle invloeden durven toelaten, niet bij voorbaat veroordelen wat je uitprobeert. Natuurlijk dacht ik: “Wat heb ik nou nog toe te voegen?” Maar ik moest dit doen. Er zat nog iets in me dat ik niet kon uiten. Ik kon er niet langer omheen dat ik me ongelukkig voelde op het klassieke podium.’

Ongelukkig zelfs?

‘Ja, het voelde niet écht meer. En dat terwijl ik bezig was mijn droom te leven. Ik dacht namelijk altijd dat ik zo’n beetje de Janine Jansen van de harp wilde worden. Nou, die droom werd langzaam maar zeker werkelijkheid: ik werd uitgenodigd door orkesten en zat de helft van de tijd in het buitenland. Maar ik voelde me steeds ongelukkiger. Deels door de drukke agenda, deels doordat er niet zo gek veel voor harp is gecomponeerd. Dus je speelt nogal eens dezelfde stukken. En ik besefte dat ik daarmee niet alles kon zeggen en dat ik moest ontdekken wát ik dan wilde zeggen. Maar ik had geen idee welke richting dat zou uitgaan.’

Je hebt je harp een jaar lang niet aangeraakt. Hoe letterlijk mogen we dit nemen?

‘Nou, best letterlijk hoor. Met alle gevolgen van dien voor mijn techniek. Het was daarna even flink werken om die weer op peil te krijgen. Maar ik wilde uitvinden wie ik was zonder die harp. Het klinkt misschien pathetisch, maar ik ben zó vergroeid met de harp dat die gewoon mijn identiteit was geworden. Al vanaf mijn vijfde speelt de harp een rol bij vrijwel alle belangrijke levensmomenten. Nu is muziek misschien ook wel het allerbelangrijkste in mijn leven, naast de liefde. Maar de enige manier om me uit te drukken was de harp. Dus wat zou er gebeuren als ik die een jaar lang niet zou aanraken?’

Een rigoureus besluit, bijna ascetisch.

‘Het idee ontstond bij toeval. Ik had een keer de harp niet meegenomen naar een belangrijke afspraak met een producer, omdat ik dacht: we gaan gewoon koffiedrinken en dingen doorpraten. Maar toen wilde hij dat ik muziek maakte en ik had geen harp. Hij zei: “Nou, ga dan maar achter de piano zitten.”
Opeens voelde ik me zo naakt en kwetsbaar. Ik dacht: “Nu val ik door de mand. Nu komt die man erachter dat ik eigenlijk niks voorstel als muzikant.” Want hij kende mij niet als harpist en ik kan niet pianospelen. En toch hadden we aan het einde van de dag samen iets gemaakt. Sterker nog: ik realiseerde me dat ik dit nooit had kunnen maken met de harp erbij. Want dan had ik nooit deze muzikale oplossingen gezocht, maar teruggegrepen op wat ik al kende. Juist mijn totale gebrek aan pianotechniek bracht me op ideeën.’

Begeesterd: ‘Net zoiets als toen ik begon te zingen. Ik vind dat ik niet kan zingen. Maar mijn intentie is zo echt, zo ‘puur’ – juist doordat mijn stem niet getraind is ̶ dat het wel zeggingskracht heeft. Sommige mensen de popmuziek zijn technisch geen goede zangers, maar klinken toch indrukwekkend, ze raken me.
Een voorbeeld? Nou eh… toch iemand als Bob Dylan, denk ik. Geen klassieke techniek, wel een enorme overtuigingskracht. Daaraan merk je dat het bij hem dus niet over techniek gaat, maar over iets anders… Niet dat ik wil klinken als Bob Dylan, maar ik zoek wel die puurheid en die drive.
Alleen: dat voor lief nemen van je technische beperking, of zelfs het gebruik daarvan, is een fundamenteel ander gedachtengoed dan dat in de klassieke muziek. Daar ga je juist altijd uit van een totale beheersing van je instrument, als basis om uiteindelijk iets te mogen vertellen.’

Maar je bént klassiek geschoold, met getrainde oren. Hoe blanco kun je dan zijn als zanger?

‘Niet echt, en dat zit me soms erg in de weg. Bij het voorbereiden van dit album was ik ook jaloers op mensen zonder allerlei bagage, die gewoon doen wat ze mooi vinden. Als ik een paar noten opschrijf, denk ik ook al gauw: “Oh, dit is Satie op z’n allerslechtste dag”. Je veroordeelt jezelf heel snel.
Op een zeker moment ben ik zangles gaan nemen, maar mijn docent zei inderdaad: “Ik kan wel horen dat je met je oren al van alles corrigeert.” Terwijl het in mijn geval beter zou zijn als die oren minder meededen bij het zingen. Je moet alles loslaten als je een nieuw pad inslaat, niet vanuit het verleden jezelf blijven becommentariëren.’

Je ontbeerde eigenlijk de onbevangenheid van de dilettant?

‘Exact ja. Onbevangenheid is wat ik zoek. En die onbevangenheid wordt behoorlijk gesmoord binnen een klassieke opleiding. Nu is onbevangenheid daar ook niet het streven; je streeft naar kennis van techniek, van componisten, van cultuurgeschiedenis, en dán pas mag je het podium op. Met repertoire dat allang hoog staat aangeschreven, omdat het zich mettertijd bewezen heeft.
Maar onbevangenheid heeft ook een enorme kracht.
Een voorbeeld: ik ben compositielessen gaan nemen bij Willem Jeths, voormalig Componist des Vaderlands. Ik had iets gemaakt, maar ik schaamde ik me daar bijna voor, dus af en toe stopte ik er nog een interessante dissonant in of zo. Tot Willem Jeths zei: “Hoor eens Remy, volgens mij is dit niet wat je eigenlijk wilt maken. Schrijf nou eens gewoon op wat uit je hart komt.” Ik werd geremd door die dwang om iets te maken wat er nog niet is, om toch vooral oorspronkelijk te zijn.
Eerlijk gezegd: het was eigenlijk een verschrikkelijke tijd. Van tweehonderd klassieke concerten per jaar en lof toegezwaaid krijgen, naar eenzaam zitten schrijven in mijn studiootje ̶ dat was een onthutsend contrast. Vaak had ik het gevoel dat mijn leven voorbij was. Daarom ben ik zo blij dat ik weer ga optreden! Want het samen delen van muziek heb ik ontzettend gemist. Maar ik ervaar ook de angst en druk van: “Dit moet nu wel werken, want ik heb geen plan B.” Ja hoor, dat mag je opschrijven. Muzikanten doen graag alsof alles perfect gaat, maar ik zie ook de schoonheid van kwetsbaarheid.’

Videoclip: Garden And Walls. (Regiedebuut van Remy van Kesteren)