Opvoeden, gezond blijven: we zijn er dagelijks mee bezig. Welke lessen leerde u van het leven en zou u op anderen willen overdragen?
Deze week: de familie Hoevers.

(de Stentor,  rubriek ‘Zo doen wij dat!’,  juni 2015 . Stockfoto Pixabay)

De familie:
Nicole Schalken – ervaringsdeskundige in de GGZ
Gerrit Hoevers – sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, verpleegkundig specialist GGZ i.o.
Silas Hoevers (15) – gymnasiast

Een goede diagnose kost vaak tijd

Nicole: “Ik ben opgeleid tot maatschappelijk werker en sociaal-pedagogisch hulpverlener. Maar ik ben ook vanaf mijn veertiende jaar zelf in behandeling. Eerst bij jeugdzorg, daarna bij de volwassenenpsychiatrie. Ik heb meerdere langdurige opnames meegemaakt, met daartussen relatief stabiele periodes.
Van alle diagnoses die ik heb gekregen, herken ik het meest in de laatste: Complexe Post-Traumatische Stress-Stoornis, met kwetsbaarheid voor psychosen. Want het heeft ook sterk met jeugdervaringen te maken. Alleen, vroeger kenden ze die term nog niet. Wel ‘gewone’ PTSS, maar dan vooral gerelateerd aan oorlogstrauma’s.”
Gerrit: “Na de geboorte van Silas werd Nicole erg depressief. We probeerden eerst om een opname te vermijden. Ook vanwege Nicoles eigen angst: ‘O nee, niet wéér een opname!’ Maar uiteindelijk zaten we elke ochtend bij Nicoles behandelaar. Toen besloten we: nu is een opname toch beter.”

Mijd geheimzinnigheid en taboe

Nicole: “Gerrit heeft het lang volgehouden. Hij was zelf ook huiverig voor die opname, door zijn eigen jeugdervaringen…”
Gerrit: “Ja, mijn vader werd psychisch ziek toen ik negen jaar was. Hij is uit ons gezin ‘verstoten’, mag ik wel zeggen. Hij werd opgenomen en kwam niet meer terug. Er was veel schaamte rondom zijn ziekte, niemand praatte erover. Later zijn mijn ouders ook gescheiden. Het gevolg was dat ik mijn vader tien jaar lang niet heb gezien. Toen Nicole na Silas’ geboorte ziek werd, besefte ik gelijk dat dit voor óns natuurlijk geen optie was.”
Nicole: “Toen Silas vier was, gingen we verhuizen. Daardoor werd ik helemaal chaotisch en moest ik weer worden opgenomen. Tegen Silas hebben we gezegd:  ‘Je mag er op school gerust over praten, je hoeft niet geheimzinnig te doen.’
Jammer genoeg had één juf daar veel moeite mee. Het was een Vrijeschool en ze vond dat je je kind moest ‘omhullen’, behoeden voor grote-mensen-problemen; voor het woord ‘psychiatrie’ alleen al.”
Gerrit: “Een mooi verhaal vind ik nog altijd dat een leesmoeder Nicole plotseling opbelde, met de vraag: ‘Weet jij misschien een goeie psychiater voor me?’ Kennelijk had Silas iets losgelaten waardoor ze dacht: o, dan kan Nicole me vast wel tips geven.”

Pak je na het ziekzijn je sociale rol weer op

Nicole: “Bij langdurige opname raak je je rol als moeder en partner langzaam kwijt, je bent alleen nog patiënt.”
Gerrit: “Bovendien beland je in de ziektewet, dus het heeft ook financiële gevolgen. Dat is een extra stressor. Maar het ging langzaam beter met Nicole toen ze thuiskwam en weer zorgtaken op zich nam.”
Nicole: “In die periode had ik veel steun aan de schooljuffen, met wie ik afspraken maakte. ’s Ochtends bracht ik Silas naar de kleuterschool en daarna maakte ik in m’n eentje urenlange fietstochten, om een beetje tot rust te komen. Nee, dat was geen fijne tijd.”
Silas: “Ik herinner me daar weinig van. Ik weet alleen dat ik soms na schooltijd zat te wachten bij de juf, omdat mijn moeder nog aan het fietsen was.”

Humor is onmisbaar

Gerrit: “Overigens is het niet zo dat we steeds op onze tenen lopen om Nicole niet overstuur te maken. Juist niet! We lachen ook om onszelf.”
Nicole: “O ja, humor is echt onmisbaar.”
Silas: “Ja, we praten er altijd met een zekere losheid over. Volgens mij ga ik niet anders met mijn moeder om dan elke andere puber. Ik kijk wel anders naar de psychiatrie dan mijn leeftijdsgenoten. Aan tafel hoor ik mijn ouders vaak over hun werk praten. En soms vragen ze dan mijn mening. Dat vind ik heel bijzonder.”
Nicole: “Ja, we vragen wel eens: wat zou jij doen? Silas heeft een heldere kijk op dingen.”

Vertel elkaar wat je moeilijk vindt

Silas: “Tijdens vakanties komt wel naar voren dat bepaalde dingen moeizaam gaan. Ik ben weleens alleen met m’n vader op reis geweest, omdat het met mijn moeder niet goed ging.”
Nicole: “Ik ben het liefste thuis, daar voel ik me het veiligst. Ik raak gauw uit m’n doen in een vreemde omgeving met veel prikkels. Maar ik wil ook rekening houden met mijn gezin, dus ga ik soms toch mee.”
Gerrit: “Het is een kwestie van samen om de tafel zitten en kijken waar iedereen zich het beste bij voelt. Wat mij opvalt: op onze leeftijd gaan veel mensen scheiden. En dan hoor je vaak: ‘Ach, eigenlijk was het al heel lang zo, dat…’ Dan ben ik stomverbaasd: hoe is het mógelijk dat onderlinge spanningen al zo lang bestaan? Praat je dan nooit met elkaar? Ik kan me niet voorstellen dat bij ons een probleem jarenlang onbesproken zou blijven. Wij blijven juist door alles heen communiceren en steeds vragen hoe het met iedereen gaat!”
Oordeel niet over mensen die ‘anders’ zijn
Nicole: “Volgens mij is Silas nog altijd boos op mij om een verjaardagsfeestje…”
Silas: “Oh ja, voor mijn zesde verjaardag moest ik een jongetje uitnodigen dat op school altijd werd buitengesloten. Ik zag zelf dat niet zo zitten. Mijn moeder was daar behoorlijk dwingend in, ja. Niet dat ik een hekel had aan dat jongetje, hoor. Maar ik begreep hem niet. En hij mij niet.”
Gerrit: “Hij was inderdaad moeilijk.”
Nicole: “En ík had hem juist meteen in mijn hart gesloten! Al zou ik Silas nu niet meer onder druk zetten, daarin ben ik wel veranderd. En ik zie ook dat Silas heel goed met de meest uiteenlopende mensen omgaat. Hij zal nooit zomaar iemand veroordelen.
Sowieso zijn we geen mensen die onder elkaar zeggen: ‘Psst, heb je de buurvrouw gezien…?’ We weten hoe ingewikkeld iemands leven kan verlopen.”

Ook als chronisch patiënt kun je een zinvol leven leiden

Nicole: “Eigenlijk had ik best meer kinderen gewild. Uiteindelijk hebben we besloten dat dat er niet in zat. Maar ik ben wél moeder geworden en dat vind ik ontzettend belangrijk!
Verder werk ik in de langdurig ambulante zorg. In wezen ben ik gewoon hulpverlener, maar wel een openhartige: ik mag worden bevraagd op mijn ervaringen. Samen met patiënten zoek ik naar manieren om hun leven zo prettig mogelijk te maken: wat zijn je interesses, welke dromen heb je, in hoeverre kun je die realiseren? Want een psychiatrische ziekte betekent niet dat je alles moet opgeven. Ook daarmee kun je een zinvol leven leiden.”