Programmatoelichting bij concertserie door barokensemble Ribattuta Musica, o.l.v. Andreas Küppers. December 2019

Zowel Bachs Weihnachts-Oratorium BWV 248 als zijn Magnificat BWV 243 gaat over de geboorte van Jezus. Maar de mens die we in beide werken ontmoeten is vooral zijn moeder Maria: een bescheiden meisje met grote spirituele gaven.
Ze is een jaar of twaalf als haar de engel Gabriël verschijnt. Kennelijk schrikt ze, want Gabriël stelt haar gerust: ‘Vrees niet, Maria!’ Onmiddellijk daarop vertelt hij dat ze zwanger is: van alle vrouwen blijkt Maria uitverkoren om de Messias ter wereld te brengen.
Maria is onthutst. Want niet alleen is ze nog maagd, ze is ook verloofd met Jozef. En dan nu zwanger van een vreemde? Dat betekent: schande, verstoting, steniging zelfs. Toch weet ze een eerbiedige reactie uit te brengen: ‘Zie, de dienares des Heren; mij geschiede naar uw woord.’

Vervolgens reist ze ijlings naar haar veel oudere nicht Elisabeth, die ook een kind verwacht. De begroeting is emotioneel. ‘Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer mij bezoekt?’ roept Elisabeth uit, daarmee de boodschap van de engel bevestigend.
Op dat moment beseft Maria ten volle haar aandeel in een ontzagwekkend wonder. Euforie breekt door haar angst heen in een poëtische lofzang: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer…!’ Het is een lied van dank en devotie. Maar ook van sociale gerechtigheid en van liefde – voor het Kind, voor diens hemelse Vader, voor de mensheid.

Weihnachts-Oratorium

Kerstochtend 1734. Nauwelijks hebben alle kerkgangers hun zitplaats gevonden of ze worden opgeschrikt door donderend paukengeroffel [1], onmiddellijk gevolgd door majesteitelijk trompetgeschal. Seconden later vallen de zangers in, swingend op de groove van een puntige drie-achtste maat: ‘Jauchzet, frohlocket! Auf, preiset die Tage!’ Juicht en jubelt! Kom op, het is kerstfeest!
Na deze – bijna letterlijke − wake-up call zingt de altus ‘Bereite dich, Zion’ [4], een dringende oproep om het kind Jezus teder lief te hebben. Hier bespeuren we de geest van Maria. In het Magnificat nam ze het woord en sprak zich even direct als lyrisch uit. In het Weihnachts-Oratorium spreekt ze niet rechtstreeks maar blijft voortdurend aanwezig, zowel in de Bijbelteksten als tussen de regels van Picanders poëzie. Soms verschijnt ze als moeder van het kind Jezus, soms als dochter van het volk Israël, soms als personificatie van alle gelovigen.

Het Weihnachts-Oratorium ontstond kort na Bachs Passionen. De structuur doet er ook sterk aan denken. Een Evangelist (Lucas in dit geval, vertolkt door een tenor) reciteert het Bijbelverhaal, zangsolisten geven stem aan de emoties. Het koor speelt een bespiegelende rol, vergelijkbaar met de rei in het klassieke drama.
Veel koorgedeelten en aria’s zijn bewerkingen (zogeheten ‘parodieën’) van eerdere gelegenheidscantates, voor kroningsplechtigheden en vorstelijke verjaardagen. Greep Bach daarop terug vanwege een prangende deadline? Vond hij die muziek dermate geslaagd dat hij haar een kerkelijk hoogfeest waardig achtte? Of schreef hij die eerdere cantates meteen al met het idee om ze later te verwerken in een grote, prestigieuze compositie?
Het Weihnachts-Oratorium bestaat uit zes delen, elk bestemd voor een aparte viering tussen Kerst 1734 en Driekoningen 1735. Bach beschouwde het Weihnachts-Oratorium dus als één doorlopend geheel. Toch beoogde hij geen integrale uitvoering zoals tegenwoordig vaak gebeurt.

Herders

Ribattuta Musica beperkt zich dan ook tot de eerste drie delen van het Weihnachts-Oratorium, die een eenheid op zichzelf vormen: dit drieluik vertelt het eigenlijke kerstverhaal. Op de zijpanelen spelen trompetten en pauken een krachtige rol en benadrukken de hoge status van de kleine Jezus. Het middenpaneel, deel II, dankt zijn landelijke sfeer vooral aan de houtblazers. Hier stralen ook de strijkersklanken van de Sinfonia (Hirtenmusik) [10] waarmee deel II begint. Een woordeloze herdersmelodie, een wiegelied ook voor het Kindje Jezus. ‘Schaut hin, dort liegt er im finstern Stall,’ verzuchten de herders even later; kijk nou toch…!
De altaria ‘Schlafe, mein Liebster’ [19] zou je weer aan Maria toedichten. Maar het recitatief en de wij-vorm duiden op dezelfde herders, vol onhandige tederheid bijeen drommend rondom de kribbe. En wie zijn die herders uiteindelijk? Wij zelf. Niet voor niets gebruikt Bach vaak de altus voor de stem van onze ziel tegenover God.
In het slotkoraal ‘Wir singen Dir in Deinem Heer’ hoor je telkens flarden uit de Sinfonia terug. Het koraal ‘Ach mein herzliebes Jesulein’ heeft dezelfde melodie als ‘Schaut hin’, zij in een hogere ligging. Want we zijn in een verheven stemming geraakt bij de aanblik van dit pasgeboren Kind; zo nieuw nog, zo ongerept, dat we in hem een glimp van het verloren paradijs terugzien.

Moeder Maria

In zijn recitatief [30] staat de Evangelist even stil bij de persoon van Maria. Ze zwijgt, overweldigd door alle stress van de laatste dagen. De lange reis, het wanhopig zoeken naar onderdak terwijl ze elk moment kan bevallen. Het baren van haar eerste baby in een oude schuur. En dan nog een invasie van herders, lomp en grofgebekt volk waar elk beschaafd mens destijds op neerkeek.
En toch knielen die herders neer bij het fragiele Kind in de harde houten voerbak en stamelen vrome woorden. ‘Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen’, smeekt het openingskoor [24] van deel III: ‘Hemelse Heerser, luister naar ons gestamel’. Maria laat die woorden op zich inwerken, ze ‘overweegt ze in haar hart’. De altus zingt namens haar ‘Schliesse, mein Herze, dies selige Wunder / fest in deinem Glauben ein.’ [31] Een intieme overpeinzing, sober omlijst met slechts continuo en viool. Officieel belijdt ‘Ich will dich mit Fleiss bewahren’ [33] de offervaardigheid van oprechte gelovigen. Maar toch: lijkt voor deze tekst niet het oergevoel van Maria model te hebben gestaan?’ ‘Ik doe alles om jou te beschermen, ik leef voor jou, ik zou desnoods voor je sterven…!’ Dat is in essentie wat Picander schrijft en wat Bach laat zingen. En tegelijk weten we: later zal Maria moeten toezien hoe dit Kind zelf een marteldood sterft.

Magnificat 1723

Het was in de lente van 1723 dat Johann Sebastian Bach benoemd werd tot cantor van de Thomaskirche te Leipzig. Uit dit jaar stamt zijn enige Magnificat, de Lofzang van Maria. Vanaf de 15e eeuw is de Latijnse vertaling talloze keren getoonzet. Tot de 17e eeuw diende de gregoriaanse melodie als basis, maar in de barok kreeg zo’n Magnificat de allure van een cantate, met aparte koren en aria’s voor de afzonderlijke verzen.
Naar protestants gebruik zongen lutheranen de Lofzang van Maria in de landstaal. Alleen op hoogfeesten was het Latijn toegestaan. En voor zijn eerste Kerstmis in Leipzig componeerde Bach een Latijnse versie, doorvlochten met Duitstalige kerstliederen.
Toen hij in 1730 opnieuw een Magnificat nodig had, volstond hij met kleine wijzigingen en schrapte de Duitse intermezzi. Maar al werd die tweede versie het meest bekend, Ribattuta Musica kiest bewust voor het origineel, mét kerstliederen. Want dat is in de geest van dit ensemble: het publiek opnieuw in contact brengen met bekende werken, op een onalledaagse manier.

(Meer informatie: www.rmusica.nl)