Nederland kent musea in allerlei soorten en maten, officiële en officieuze. Noem een willekeurig onderwerp en er is wel ergens een museum aan gewijd.
Veel kleine musea zijn merendeels afhankelijk van gedreven vrijwilligers. Je wordt er hartelijk ontvangen. Zo ook in Breda’s Begijnhof Museum.
Museum Het Begijnhof is gevestigd in een bescheiden zestiende-eeuws huisje. We worden hartelijk begroet door Martin Rasenberg, toegewijd beheerder van het Begijnhof. Begeesterd vertelt hij over de geschiedenis van de begijnenbeweging in het algemeen en de Bredase begijnen in het bijzonder.
Derde weg
In de middeleeuwen, zo legt hij uit, had je als vrouw twee keuzes. Je kon trouwen, waarna jouw erfdeel eigendom werd van je man. Je kon ook non worden, waarbij je je erfdeel afdroeg aan het klooster.
De begijnen kozen een derde weg: ze bleven single, behielden hun bezittingen en gingen dicht bij elkaar wonen, als buren. Ze leidden weliswaar een vroom leven, maar legden geen ‘eeuwige geloften’ af zoals kloosterlingen.
De oprichtingsakte van dit Begijnhof stamt uit 1267, dus werd in 2017 het 750-jarig bestaan groots gevierd. Deze lange geschiedenis dankt het Begijnhof aan de hechte band met de Heren van Breda en specifiek de familie Van Nassau, die uitgroeide tot een van de voornaamste adellijke families in de Nederlanden. De Bredase begijnen genoten bijzondere bescherming van de Van Nassau’s, ook nadat die zelf protestant waren geworden.
Nog altijd is het Begijnhof bewoond en vinden er sociaal-culturele activiteiten rondom zingeving plaats. De Nederlandse begijnenbeweging zelf echter eindigde hier in Breda, met het overlijden van juffrouw Cornelia Frijters (1909-1990).
Hoogtepunt
Moeilijk om te kiezen. Juist voor dit museum geldt dat je het geheel moet zien: het interieur van een begijnenwoninkje, ingebed binnen het Begijnhof. Inclusief de kruidentuin en de neoclassicistische Catharinakerk uit 1838. Of het bronzen standbeeldje van Johanna van Polanen (1392-1445), gehuwd met Engelbrecht I van Nassau en drijvende kracht achter de bouw van de huidige Waalse Kerk.
Steile trap
De rechte, steile trap naar de zolderverdieping is wel een obstakel wanneer je slecht ter been bent. Bouwkundig kan dit nu eenmaal niet anders; dit huisje biedt geen enkele mogelijkheid voor een lift.
Ook de expositieruimte is beperkt, maar daar komt binnenkort verandering in, aldus Rasenberg: er zijn plannen voor uitbreiding.
Relikwieën
Begijnen waren spirituele vrouwen en het museum toont een grote verzameling van devotionalia: crucifixen, heiligenbeelden, rozenkransen, gebedenboeken, een bidstoel…
Frappant zijn de relikwieën, in soms wonderlijk vormgegeven reliekschrijnen. Zoals een paar Spaanse reliekarmen uit de zeventiende eeuw, waarin beenderen van Sint-Laurentius worden bewaard. Of het beschilderde houten hoofd van Sint-Johannes de Doper, waarvan ooit de hals ook (inmiddels verloren gegane) botjes bevatte.
Winkel en café
De museumwinkel is, net als de rest van het huisje, klein maar fijn. Je kunt er snuisterijen, ansichtkaarten en brochures kopen. Verder liggen er stapels fraai geïllustreerde boeken over het Begijnhof en zijn geschiedenis.
Het Begijnhof heeft geen eigen museumcafé. Vlak naast de poort echter staat de Waalse Kerk, die ook als concert- en expositieruimte dienstdoet. Daar is tevens een kantine-achtige ruimte waar je vaak wel iets kunt drinken en eten.
Niet wereldvreemd
Bij het woord ‘begijn’ denken we al gauw aan dat plagerige liedje: ‘Begyntjes of Kwezelkens dansen niet’.
Maar, zo leert dit museum: begijnen waren geen sneue oude vrijsters. Als zelfbewuste vrouwen kozen ze voor een sobere leefstijl met een hands-on mentaliteit; zo gaven ze onderwijs aan de door henzelf opgerichte school en verleenden ziekenzorg binnen hun eigen ‘infirmerie’.
De Begijnhof-website typeert deze vrouwen kernachtig: ‘vroom, maar niet wereldvreemd’.
Catharinastraat 29, 4811 XE Breda
Geopend van dinsdag t/m zondag van 12.00 tot 16.00 uur
www.begijnhofbreda.nl
Waardeer je dit artikel?
Dan kun je dit hieronder laten blijken met een kleine bijdrage. Zo help je mij om als freelancer mijn journalistieke werk te blijven doen. Bedankt!