Beeld: Stux via Pixabay

Met zijn debuut ‘Wantij’ (2022) schreef Dick Laning een lofzang op het landschap van Noordoost-Groningen. In april verscheen zijn tweede roman: ‘De fakkeldrager’. Daarin verhaalt hij over de aardschokken in diezelfde streek, maar vooral over de ontwrichtende gevolgen voor de bewoners.  

‘Waar blijft die Grote Groninger Aardbevingsroman?’ kopte NRC in november 2018. Literatuurcriticus Thomas de Veen bespreekt in dit artikel het non-fictieboek ‘Gasland’ van journalist Louis Stiller. Maar hij toont zich vooral verwonderd dat er zo weinig fictie over dit thema is geschreven:
‘Inspireert het gasdrama onze schrijvers niet? Vinden ze het te voorspelbaar, te eenduidig? (…) Aan de ene kant de arme bewoners, aan de andere kant de schurkachtige boorders. “Klein liefdesverhaal erin schrijven,” suggereert Stiller, en klaar ben je.’
Toch bespreekt De Veen twee geslaagde romans uit datzelfde jaar, namelijk ‘Schokland’ van Saskia Goldschmidt (Cossee), en ‘Liefde & Aardbevingen’ van Jan Mulder (De Bezige Bij). Hij concludeert dat deze boeken tonen ‘… hoe vruchtbaar dit onderwerp is – uit deze bodem zou nog een tragische Rosenboom-roman of een complete romancyclus van A.F.Th. van der Heijden naar boven te pompen zijn. Open, die kraan!’

Aardschok

Of er tussen 2018 en 2024 opnieuw een Groninger aardbevingsroman is verschenen, heb ik niet kunnen ontdekken. Wel dat er al sinds 2016 een grootscheeps onderzoek loopt naar de psychosociale impact op de Groningers zelf. En ook dat in 2024 nog een kinderboek het licht zag, ‘Noor en Heiko grijpen in!’ door Pierre Carrière en Mariël Berenschot.
Maar dit voorjaar verscheen ‘De fakkeldrager’ van oud-journalist Dick Laning (Uithuizen, 1956), die in 2022 debuteerde als romanschrijver met ‘Wantij’. Speelde daarin het getijdenlandschap bij zijn geboortestreek een sfeerbepalende rol, ‘De fakkeldrager’ zoomt in op de zware beving in 2012 bij Huizinge: 3,6 op de schaal van Richter. Een schok die het leven van veel Groningers blijvend veranderde. Laning beschrijft de collectieve verbijstering:

‘Het duurde even voordat het dorp uit zijn narcose kwam. De dieren kwamen uit hun holen. Iemand vroeg aan iemand of hij het ook had gemerkt. Alsof dit geweld je had kunnen ontgaan. (…) Er waren mensen letterlijk van hun stoelen gevallen, katten waren gevlucht, er was gebeden en nog veel meer gevloekt, pannen waren van het gasstel geschoven en hadden een ravage aangericht, iemand opperde dat dit onze straf was en iedereen wist dat het door het gas kwam.’

Elegie

Anders dan Louis Stiller in 2018 opperde, heeft Dick Laning geen ‘klein liefdesverhaal’ rondom deze gebeurtenis geschreven. Nee, ‘De fakkeldrager’ is in meerdere opzichten één groot liefdesverhaal geworden. In een poëtische elegie bezingt Laning zijn liefde voor het dodelijk verwonde landschap, via de woorden van zijn hoofdpersonage Coby Rijf. Parallel daaraan, of eigenlijk ermee verweven, analyseert Coby haar intense maar complexe liefde voor de naamloze partner met wie ze samenwoont en -werkt en die net als zijzelf restaurator van beroep is.

Coby noemt zichzelf ‘een meisje van Midsland’, van Terschelling dus. Ze groeide op als een introvert en dromerig kind. Vaak verbleef ze moederziel alleen op de Boschplaat, vooral als het donker was. Daar tuurde ze naar de sterrenhemel en luisterde naar de branding. Op zulke momenten wist ze zich verbonden met de onzichtbaar rondscharrelende wilde dieren en ook, op haar eigen kinderlijk-mystieke manier, met God. Als zestienjarige echter verloor ze dit sprookjesachtige toevluchtsoord door een gebeurtenis die haar verdere leven zou tekenen.

Haar werk als restaurator bracht haar naar het Groningse aardbevingsgebied. Samen met haar geliefde herstelt ze nu beschadigde fresco’s in eeuwenoude kerken. ‘Als we maanden hebben gewerkt aan het behoud van een muurschildering vallen de eerste verfschollen er alweer af voordat de steigers zijn afgebroken, verzucht ze. Deze sisyfusarbeid lijkt metaforisch voor het gevecht om erkenning van de gedupeerde Groningers, en voor de rusteloze zoeker die Coby zelf is.

Trauma

We ontmoeten haar als een getroebleerde vrouw van 36. De aardbeving in 2012 heeft haar mentaal door elkaar geschud. Ze is onzeker over de relatie met haar geliefde. Ze voelt de verbondenheid met God niet meer en is zijn naam met een kleine letter gaan schrijven. Zittend op de vloer van de nog lege kerk – het is op een vroege zondagochtend − laat ze haar levensloop aan zich voorbijtrekken. In een wirwar van flashbacks onthult ze geleidelijk de kern van haar trauma. Daar doet ze het hele boek lang over: een associatieve aaneenschakeling van mijmeringen en herinneringen, niet-chronologisch gerangschikt in 48 korte hoofdstukken. In subtiele tinten schildert ze landschap waarop ze verliefd werd en portretteert de bewoners van dat landschap. Zoals Harm, de wat norse pootaardappelboer uit Siddeburen.

‘Harm was diaken en een man die het vertrouwen kreeg van gemeenteleden die de stroeve schil voor lief namen. De term rechtschapen leek voor hem bedacht. Vond hij tijdens het tellen een pepermuntje in de collectezak, dan verving hij die door een euro uit eigen zak en stopte het pepermuntje in zijn mond.’
In eerste instantie heeft Harm geen oog voor de fraaie sluitring boven in de gewelven van zijn kerk; hij snapt niet waarom daaraan zoveel werk en geld worden uitgegeven. Maar, zo vertelt Coby: ‘We hebben hem uitgenodigd op de steiger en de grote man kreeg tranen in zijn ogen toen we hem lieten zien wat daar een jaar of vijfhonderd geleden was geschilderd.’

Verzet

Ook is daar de bedachtzame Jaap, een postbezorger die tevens als ‘zondagsdominee’ dienstdoet:
‘Straks laat Jaap de vromen zingen. Hij zet in met zijn broze bariton. Als de gemeente haar schroom afwerpt en het volume toeneemt, neemt Jaap gas terug zodat zijn stem opgaat in het geheel.’

Samen met Jaap voert Coby een actiegroep aan, het Huizinger Grondverzet. Het maakt haar tot een fakkeldrager, in ‘het ziekmakende gevecht tegen de NAM’ dat haar volledig in beslag neemt en desondanks nooit een oplossing zal brengen.
‘Minder dan een kwart is over, maar we wonen nog steeds op miljarden kuub gas. Het is onze onderstroom. Wat je hoorde is de hongerklop van moeder aarde. Ook al zullen ze eens stoppen met de gaswinning, het gapende gat is niet meer te vullen. We zullen schommelen tot we kotsmisselijk worden.’
(Tekst loopt door onder afbeelding)

Delicaat

Niet alleen als restaurator, ook in haar wijd uitwaaierende beschouwingen toont Coby zich een estheet pur sang met een gevoelig oog voor detail. Ditzelfde geldt voor de auteur, die als een fijnschilder ton-sur-ton op de vierkante millimeter werkt. ‘De fakkeldrager’ is dan ook geen hapklare pageturner, maar een weemoedige, delicate monoloog die je zin voor zin moet savoureren. Daarmee vergt Laning enerzijds de nodige concentratie van de lezer, maar neemt hij je anderzijds mee in het landschap en de ondertoon van melancholie.

Maakt die ondertoon ‘De fakkeldrager’ tot een droevig boek? Nee. Dat wil zeggen: in mijn beleving ten diepste toch niet. Het open einde laat zich naar believen interpreteren – evenals bij ‘Wantij’ laat Laning ook hier zijn lezers graag in het ongewisse − en ik kies voor een positieve afloop. Omdat door het hele boek heen de zoektocht naar én de herkenning van liefde en schoonheid overheersen. En omdat ergens tussen al die weemoed plotseling die ene gedachte oplicht, die ook mijn eigen overtuiging is:

‘Nog niet zo lang weet ik zeker dat als je doodgaat de liefde blijft bestaan. Ik kan me niet voorstellen dat zoiets moois verdwijnt enkel omdat een van de twee overlijdt.’

Dick Laning: ‘De fakkeldrager’. Uitgeverij Dirk, 2025.

Waardeer je dit artikel?

Je las het gratis, maar je mag je waardering ook laten blijken met een donatie. Zo help je mij om als freelancer te blijven schrijven.

Mijn gekozen donatie € -