Beeld: Rosa Bonheur met haar leeuwin Fatma
Kunstenaar Rosa Bonheur (1822-1899) was in meerdere opzichten haar tijd ver vooruit. Ze voorzag in haar eigen onderhoud, werd 1894 als eerste vrouw benoemd tot Officier in het Légion d’honneur en liep vaak rond in mannenkleding. Maar vooral: ze had oog voor dieren als bezielde wezens, met hun individuele gevoelens.
Apen, schapen, kippen, honden, herten, zelfs leeuwen: alle diersoorten waren welkom op het erf van Rosa Bonheur. ‘Deze dieren hebben met mij geleefd, ze zijn mijn vrienden geweest en ik heb ze in al hun verschillende gedaanten getekend,’ zou Rosa later zeggen.
‘Een feminist van het eerste uur’ wordt ze genoemd. Want ze liep vaak in mannenkleren rond en droeg − heel ongebruikelijk destijds – een kort boblijnkapsel in plaats van opgestoken lang haar. Conservator Sara Tas van De Mesdag Collectie relativeert dat enigszins: ‘Ik denk dat die mannenkleding minder een feministisch statement was dan wel een praktische oplossing. Rosa bezocht veel plekken waar bijna nooit vrouwen kwamen, zoals het slachthuis en de veemarkt. Daar bewoog je je natuurlijk niet zo handig in een lange rok. Rosa had overigens eerst toestemming nodig van de huisarts en daarna van de politie, voordat ze een ‘permission de travestissement’ kreeg en dus broeken mocht dragen. Want dat was vrouwen bij wet verboden. Dat was in Nederland overigens ook zo.’
Ambitie
Rosa’s moeder, Sophie Marquis, kwam uit een tamelijk elitair milieu; haar ouders hadden een landgoed nabij Bordeaux. Sophie trouwde met landschapsschilder Raymond Bonheur en in 1829 verhuisde het gezin naar Parijs. Daar was hun leven aanmerkelijk minder geprivilegieerd, aldus Tas: ‘Raymond sloot zich op een zeker moment zelfs aan bij een idealistische community waar ze heel sober leefden. Toen moeder Sophie jong overleed – Rosa was toen elf − kwam hij terug om voor zijn vier kinderen te zorgen. Dus hoewel Rosa dat chique milieu als kind leerde kennen op het landgoed van haar grootouders, was het gezin Bonheur beslist niet rijk. Het zou Rosa worden die van hen allemaal verreweg het meeste geld verdiende.’
Hoewel Rosa al vroeg vastbesloten was om kunstenaar te worden, ging dat niet zonder slag of stoot. Vrouwen mochten immers hooguit als vrijetijdsbesteding schilderen, en dan vooral graag lieve stillevens. Maar ten slotte accepteerde vader Raymond haar ambitie. Hij liet haar in zijn atelier werken en bracht haar de beginselen van de traditionele schilderkunst bij. Op haar negentiende werd ze toegelaten tot de jaarlijkse Salon in Parijs en won al snel prijzen met haar schilderstukken. In 1859 kon ze van haar zelfverdiende geld een zeventiende-eeuws landhuis bij Fontainebleau kopen, het Château de By. ‘Uitzonderlijk voor een vrouw,’ benadrukt Sara Tas.
Onconventioneel
Ook haar levensstijl was onconventioneel. Rosa bleef ongehuwd, dat wil zeggen: ruim veertig jaar woonde ze samen met haar jeugdvriendin Nathalie Micas. Want, zo meende ze: ‘Als ik was getrouwd, zou ik volledig zijn opgeslokt door het huishouden, net als mijn moeder.’ Zij en Nathalie waren ook elkaars erfgenamen. Na Nathalie’s dood in 1889 kreeg Rosa een hechte relatie met de jonge portretschilder Anna Klumpke, die naderhand bij haar introk en eveneens haar enige erfgenaam werd.
Maar de opvallendste karaktertrek van Rosa Bonheur was de dierenliefde die ze van kinds af koesterde en haar empathische diervisie die ze via haar kunst wilde uitdragen. Ze omringde zich in haar dagelijks leven met allerlei diersoorten, al piekerde ze weleens over het houden van tropische vogels: ‘Ondanks al mijn goede zorgen heb ik soms gewetenswroeging. Ik vraag me af of die arme kleintjes niet ongelukkiger zijn in mijn handen dan in hun geboorteland.’
Op een van de bekendste foto’s ligt Rosa, in broek en schilderskiel, knus op een rietmat naast haar jonge leeuwin Fatma. Sara Tas: ‘Ze kreeg in 1880 drie jonge leeuwen van een circusdirecteur. Inmiddels had ze zo’n statuur dat iedereen haar kende en afwist van haar liefde voor dieren. Dus ik kan me goed voorstellen dat zo’n circusdirecteur uit zichzelf contact met haar opnam, vanuit de gedachte: die dame kunnen we plezieren met een nieuw huisdier.’
Slachthuizen
Daarnaast was Rosa uiterst gevoelig voor het dierenleed in slachthuizen en op veemarkten. Tas: ‘Ze kwam daar in eerste instantie om de anatomie te bestuderen. Zeker het slachthuis was een uitgelezen plek om te zien hoe al die spieren lopen. Maar aan haar hele benadering merk je dat ze probeert zo om dicht mogelijk bij die dieren te komen en ze ook zo goed mogelijk te begrijpen. Ze wil de kijkers duidelijk maken hoe dieren in elkaar zitten, zowel fysiek als mentaal.’
Beelddrager van deze expositie is het dubbelportret van de dan 34-jarige Rosa en een wollige jonge os. Vertrouwelijk laat Rosa haar arm op de schoft van de os rusten. Dit schilderij was een coproductie van haarzelf en collega Édouard Dubufe.
Tas: ‘Dubufe schilderde Rosa en zij schilderde die os op de voorgrond. Wat mij opvalt aan dit portret is dat ze zichzelf op de achtergrond plaatst. Het dier staat vooraan en kijkt de toeschouwer recht in de ogen. Rosa zelf kijkt in de verte. Ik vind dat kenmerkend voor haar carrière: zij stelde zichzelf al schilderend in dienst van die dieren, in plaats van zichzelf als kunstenaar voorop te stellen. Met haar schilderijen wilde ze de individuele ziel van die dieren laten zien. Dat was vernieuwend, want meestal beschouwde men dieren meer als werktuig of als vorm van amusement. Maar Rosa zag dat er emoties omgingen in die dieren, en dat wilde ze overbrengen.’
‘Ze observeerde ontzettend scherp en kon met veel gevoel voor stofuitdrukking een vacht uitbeelden, en de oogopslag van een dier – Sara Tas
Qua stijl had Rosa Bonheur een opvallend minutieuze manier van schilderen. ‘Ze observeerde ontzettend scherp en kon met veel gevoel voor stofuitdrukking een vacht uitbeelden, en de oogopslag van een dier. Daar werd ze enorm om geprezen,’ zegt Sara Tas. ‘Tegelijk denk ik dat ze juist daardoor na haar dood bijna in de vergetelheid is geraakt − niet helemaal, maar wel bij het grote publiek. Dat heel realistische was gewoon niet langer de trend. In die periode kwam er juist meer waardering voor de losser geschilderde, impressionistische werken. Zo is ze in de twintigste eeuw geleidelijk op de achtergrond geraakt. Pas de laatste jaren zien we een hernieuwde belangstelling.’
En met reden, want niet voor niets was Rosa Bonheur bij leven een internationale beroemdheid wier werk tot in Amerika gretig aftrek vond. Ook in Nederland was ze het eerste vrouwelijke erelid van zowel de Amsterdamse kunstacademies als – sinds 1859 − van de kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae.
‘Dat Rosa Bonheur nu een solotentoonstelling heeft in Den Haag is terecht, aangezien ze in ons land veel waardering kreeg,’ vindt Sara Tas. ‘Dat was nog niet eerder zo expliciet bekend, maar de Nederlandse pers heeft vrij veel over haar geschreven. Belangrijke Nederlandse verzamelaars hadden ook werk van haar in bezit. En nu hebben we dan eindelijk de eerste tentoonstelling over haar in Nederland. Dat werd echt hoog tijd!’
(Tekst loopt door onder afbeelding)
Zorgvuldige studie van de natuur
De locatie had nauwelijks toepasselijker kunnen zijn. Het monumentale pand waarin De Mesdag Collectie huist, herbergt de grootste verzameling werken uit de School van Barbizon buiten Frankrijk. En al bediende Rosa Bonheur zich van een traditionelere stijl dan deze tijdgenoten, zij woonde vlakbij hen, bij het bos van Fontainebleau waar ze wilde dieren observeerde en in de openlucht schetste en schilderde.
De vier zalen tellende expositie is al even sfeervol vormgegeven, met een zacht steenrood als hoofdkleur, subtiele belichting en een overzichtelijke route. Rosa Bonheur, De kracht van het dier vertelt over Bonheurs eigenzinnige levensstijl, maar vooral over haar doorwrochte werkwijze. Zoals ze zelf schreef: ‘Voor ik aan een schilderij begin, bestudeer ik mijn onderwerp uitvoerig, aan mijn werk gaat een zorgvuldige studie van de natuur vooraf. Ik zoek naar de exacte lucht en de exacte achtergrond om het onderwerp passend te omkaderen en pas dan begin ik aan het doek.’
Al die uitgebreide voorstudies in diverse technieken heeft ze bewaard. Een selectie hangt nu in Den Haag, zoals ‘Acht studies van een paardenbeen’, ‘Tweeëntwintig studies van vossen’ (potlood) en de ‘Negentien studies voor herten’ (olieverf). Ook haar sculptuurtjes van het ‘Everzwijn’ (rode was) en de ‘Loeiende stier’ (brons) dienden als anatomiestudies. Fascinerend is het spel van licht en schaduw op de schors van ‘De grote eik’ (aquarel). En wie het ‘Landschap met schapen’ (olieverf, 1859) van heel dichtbij bekijkt, ontdekt bij elk schaap afzonderlijk een andere gelaatsuitdrukking.
Atelier
Naast werk van Bonheur zelf zijn er ook houtgravures die haar levensloop illustreren. Je ziet haar atelier, dat vrijwel naadloos overging in een stal met paarden en schapen. Of het bezoek van keizerin Eugénie in 1864, als aanloop naar Bonheurs onderscheiding als Ridder van het Légion d’honneur. En natuurlijk is daar het staatsieportret met hondje Charley, dat levensgezellin Anna Klumpke in 1899 maakte. Verder zijn de makers van de tentoonstelling genereus met foto’s: Rosa en Nathalie aan het werk, Rosa wandelend met de hondjes, Rosa in de tuin, Rosa en het hert Jacques, Anna terwijl ze Rosa schildert.
Pièce de résistance is Bonheurs grote schilderij ‘Vrijgelaten paarden’ of ‘Wilde paarden op de vlucht voor brand’ uit 1899. Het werk bleef onvoltooid doordat de kunstenares overleed. En toch: het wit gebleven doek doet geen enkele afbreuk aan de dynamiek, noch aan de dramatiek van deze indrukwekkende compositie.
Rosa Bonheur, de kracht van het dier. Te zien t/m 19 januari 2025. De Mesdag Collectie, Den Haag. Boek: Renske Suijver & Sara Tas (red.): ‘Rosa Bonheur, bezield dierschilder’. Uitg. Waanders Zwolle, 2024.
(Dit artikel verscheen op 4-10-2024 in het Nederlands Dagblad)
Waardeer je dit artikel?
Dan kun je dit laten blijken met een financiële bijdrage. Zo help je mij om als freelancer mijn journalistieke werk te blijven doen. Bedankt!