Verstilling is het sleutelwoord bij ‘De serene blik’. Vier schilders – Floris Verster, Jan Mankes, Dick Ket en Henk Helmantel – vertaalden hun kalme, aandachtige waarneming in verf.
Het resultaat ontstijgt de werkelijkheid van alledag.
Afb.: Floris Verster: ‘Endegeest’ (1893). Werk op papier, Kröller-Müller Museum
,,Drie zeer belangrijke kunstenaars,” oordeelt Henk Helmantel vastbesloten over mede-exposanten Floris Verster, Jan Mankes en Dick Ket. ,,Tijdens mijn studietijd aan de Academie Minerva bewonderde ik ze al. En dat ik hier nu bij hen hang, is een grote eer. Dit had ik nooit durven dromen.”
In Museum MORE zijn de drie bovendien voor het eerst samengebracht binnen één expositie: Floris Verster (1861-1927), Jan Mankes (1889-1920) en Dick Ket (1902-1940). ,,Elk met zijn eigen signatuur en niet in te harnassen binnen een stijl of stroming,” aldus artistiek directeur Ype Koopmans.
Wat het drietal nochtans verbindt is ‘de serene blik’ waarmee ze hun wereld bezagen. Die blik delen ze met Helmantel (1945), die onlangs zijn vijftigjarig kunstenaarschap vierde.
Het sleutelwoord ‘sereen’ heeft hier een spirituele lading: rust, aandacht en concentratie. De serene waarneming tilt het onderwerp boven de alledaagse werkelijkheid uit en voegt een ondefinieerbare, bijna onaardse dimensie toe.
Natuurlijk toont het werk van de vier realisten ook aanzienlijke verschillen. Dat de inrichting van de zalen benadrukt hoe uiteenlopend ze dezelfde motieven benaderden (eieren, gemberpotjes, vogels et cetera) qua handschrift, lichtval en kleurgebruik, is natuurlijk boeiend. Maar dat deze groepsexpositie daarmee tevens de functie van ‘krachtmeting’ krijgt toegedicht, is weer jammer. Waarom een wedstrijd suggereren, waar juist verstilling en harmonie de kernbegrippen zijn?
Poelier
Floris Verster begon als impressionist, zoals we in de eerste zaal duidelijk zien. Zijn fascinatie voor de natuur werd gevoed door zijn vader die amateurbioloog was. Zo bevrijdde Verster het bloemstilleven uit de kneuterigheid van de huiskamer en schilderde hij veel vogels: geplukte hanen, een dode fazant. Een onderwerpkeuze waarover critici zich meesmuilend uitlieten: Verster had zich weer eens laten inspireren door de poelier. Toch spreekt uit zijn ‘Dode Kraaien’ (1907) meer dan een objectieve registratie. Het schilderijtje heeft bij al zijn soberheid, zwart tegen grijs, een ingehouden dramatiek.
Jan Mankes hield zich eveneens bezig met dieren. Hij gaf ze een hoge aaibaarheidsfactor, of het nu om muizen, konijnen, vogels of een ‘Jonge Geit’ ging. De gladde plastiek van een haan met zijn zijdeachtige verenkleed; de weergaloze stofuitdrukking bij een donzige witte Wyandotte kip.
Maar hoe intens, ja strelend Mankes’ blik ook was, toch schoot zijn empathie soms tekort. Zo liet hij zich in 1913 een levende kerkuil in een kistje toesturen, vertelt gastconservator Frank van de Schoor tijdens de rondleiding. ,,Dat kunnen we ons nu meer voorstellen,” verbaast hij zich, daarbij het transport binnen de moderne bio-industrie even vergetend.
Jan Mankes portretteerde zichzelf ook eenmaal met een uil op zijn schouder, als een Harry Potter avant la lettre, maar dan zonder diens vastberaden oogopslag: hij maakt juist een schuchtere indruk.
Predikante
Behalve dierfiguren zien we zijn op Friesland geënte landschappen, met het blauwe licht van de schemering achter de beroemde ‘Bomenrij’. Van der Schoor wijst op de immense hoogte van de kale takken ten opzichte van het weggetje: “Juist die verhouding geeft het schilderij zijn spirituele meerwaarde.”
Ernaast hangt het subtiele portret van Mankes’ echtgenote Anne Zernike, Nêerlands eerste vrouwelijke predikant. Museum MORE kocht dit kleinood onlangs aan vanuit Australië, vertelt Ype Koopmans trots: ,,Wij hebben nu de grootste collectie Mankes.”
Zodra je de zaal van Henk Helmantel betreedt, overvalt je een gevoel van weidsheid; alsof je vanuit een binnenkamer in het daglicht stapt, van de beslotenheid naar de open ruimte.
,,Leuk dat u dat zegt,” reageert Helmantel zelf op deze formulering. ,,Ik druk het soms globaal zo uit: bij veel schilders, ook bij de collega’s hier, ontvangen de schilderijen licht. En bij mij géven ze licht. Het is geen effectbejag, dat licht komt er op een natuurlijke manier in. Mijn werk ‘straalt’. Als je dan dit ziet,” wijst hij naar het ‘Stilleven met broodjes’ van Ket, ,,kijk: dit is een meesterwerk: prachtig! Maar het straalt niet. Iemand als Vermeer straalt wel. Natuurlijk vergelijk ik mezelf niet met Vermeer. Maar ik voel me qua mentaliteit wel aan hem verwant.”
Eigen wereld
Dat woord ‘stralen’ bedoelt Helmantel beslist waardenvrij, want hij beschouwt Verster, Mankes en Ket als helden.
,,Het was niet hun bedoeling om een stap in de kunstgeschiedenis te maken. Ze waren op een andere manier bezig, die hun zelf een intens goed gevoel gaf. Dat zie je hier aan de wand ook terug. Dus ik ben juist blij dat drie deze eigenwijze mensen bij zichzelf bleven en toch hun eigen wereld hebben gecreëerd. Dat is hun opgave geweest. En als je maar genoeg kunstenaar bent, dan ontstaat er vanzelf iets moois.”
Kunnen we ze als wegbereiders voor het magisch realisme zien? Helmantel aarzelt: ,,Nou… ik vind ze geen van allen magisch realisten. Ze worden weleens met die groep op één hoop geveegd, maar dat lijkt me niet helemaal terecht. Ik zie ze als realisten. Maar ze zijn vooral schilder. De een heel teder: Jan Mankes, de ander teder en toch ruig: Verster. En iemand als Ket is echt de meester van de compositie. Met vaak een heel mooie ‘verfhuid’, maar hij kan ook prachtig tekenen.”
Raar eigenlijk, vindt Helmantel, dat deze drie in het buitenland niet of nauwelijks bekend zijn. ,,Helaas zijn twee van hen vroeg gestorven: Jan Mankes en Dick Ket. Maar ze hebben toch een prachtig oeuvre nagelaten. En de hoogtepunten daaruit zijn voor mij echt wel iconen van de Europese kunstgeschiedenis.”
De Serene Blik. Museum MORE, Gorssel. Te zien t/m 13 mei 2018. www.museummore.nl
Voor een sneak preview, klik hier.
Bij de tentoonstelling geeft WBooks ook een speciale publicatie uit. Auteurs zijn Jeroen Stumpl, Frank van de Schoor, Jan Jaap Heij, Ype Koopmans en Marieke Jooren
(Dit artikel verscheen op 8 februari 2018 in De Gelderlander, de Stentor en Tubantia)